Naar goed gemeentelijk gebruik, moeten wij als eerste betrokkenen telkens het laatste nieuws over de vernieuwing van onze in zorgelijke staat verkerende kade en de daarbij behorende tijdelijke verplaatsing van onze woonboten uit de krant vernemen.
Het is namelijk inmiddels al heel lang stil van de kant van onze gemeentelijke projectleider.
Nummer vier intussen, als ik me niet vertel.
Het laatste wat wij hoorden, of liever lazen, was een vluchtig mailtje deze zomer. Daarin stond dat we de beloofde verplaatsingsvergoedingen op onze buik konden schrijven (maar dan in ambtenarentaal) en dat er een nieuw plan in de maak was, waarbij hoogst onzeker was of de door de gemeente aangewezen tijdelijke ligplaatsen nog wel beschikbaar zouden zijn.
Oftewel: wij en onze buren waren volledig terug bij af.
Opnieuw onzekerheid alom.
Bij navraag kregen we nog te lezen dat de planning van ergens in 2023 – op zichzelf al een verschuiving van het project met ruim anderhalf jaar – nu verlegd was naar eind Q2 25.
In gewoon Nederlands: rond de maand juni in 2025.
Waarheen? Waarvoor? Geen idee…
Maar als ik vandaag Het Parool opensla, kantelt mijn toekomstbeeld opnieuw.
Begrijp ik verkeerswethouder Melanie van der Horst goed, dan vormt onze kade nog altijd een herstelprioriteit, maar zal het misschien niet eens meer tot een tijdelijke verplaatsing van onze woningen komen.
Veranderde inzichten dicteren nu namelijk: hier en daar een pleistertje en een kusje erop. En klaar!
Eh… hoera?
De reden is dat de kades die eerst als extreem instortgevaarlijk werden aangemerkt volgens de zoveelste nieuwe kostbare berekeningen ineens nog minimaal dertig jaar mee blijken te kunnen. Alle vuistdikke scheuren en verzakkingen ten spijt.
Het doet me denken aan wat expats altijd over de praktijken van Nederlandse huisartsen zeggen: ‘Neem een paracetamolletje en kom over twee weken nog maar eens terug.’
In dit geval over dertig jaar.
Komt het de gemeente financieel even goed uit om de boel opnieuw dertig jaar voor zich uit te kunnen schuiven?
Een en ander wordt ingekleed met het aantrekkelijk klinkende argument van minder overlast voor het kade- en brugverkeer. Over de zorgen en onzekerheden van de betrokken bewoners naar goed gemeentelijk gebruik wederom geen woord.
Noch over de erfenis waarmee deze gemeente de volgende generaties opzadelt.
We zullen te zijner tijd wel weer in de krant lezen of dit inderdaad de laatste aflevering zal blijken in deze langlopende Amsterdamse kadesoap.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2023
Amsterdam
Aan de overkant: Bermtoerisme
‘Bermtoerisme!’
C. wijst naar de overkant. Het is zondag, einde middag. Een mooie zomerse dag.
Bermtoerisme. C.’s opmerking brengt me terug naar mijn jeugd. Op een stralende zomerdag met de auto een eindje gaan rijden met ons gezin. Een kan koffie en boterhammen met kaas mee. Plaid en klapstoelen in de achterbak. En dan ergens tussen pakweg Raamsdonksveer en Waalwijk langs de weg de auto in de berm zetten, stoelen eruit, plaid op de grond voor de kinderen, en lunchen.
Ook al heette dat toen nog geen “lunchen” bij ons. Nooit gedaan ook.
Middageten.
Pal langs de weg.
De berm stond vol klaprozen, korenbloemen, honingbloemen en madeliefjes. Terwijl ik en mijn zus een ketting regen van die laatste schonk mijn moeder voor haar en mijn vader koffie in plastic mokken – de klapstoelen naast de openstaande achterklep gericht op de autoweg.
Na zo’n half uurtje reden we weer verder, om de zoveel kilometer een ander recreërend gezin passerend.
‘Bermtoerisme!’
Aan de overkant onder de plataan zit een gezin op klapstoelen tussen het fietspad en de met klaprozen en Mexicaanse margrietjes begroeide kade. Vader (T-shirt, korte broek) geeft de tas met eten door aan moeder (hoofddoek, lang gewaad). De oudste zoon, begin twintig, in zwart trainingspak heeft het statief opgezet en tuurt door de lens van zijn camera. De jongste in een identiek trainingspak in blauw-groen wordt met handgebaren gemaand binnen het fotokader te gaan staan.
De camera klikt. En nog eens.
Terwijl de koffie van hand tot hand gaat, verplaatst zoon 1 het statief. Hij dirigeert de familie naast elkaar op een rijtje, zoon 2 in het midden. Even lachen naar de camera. Zoon 2 helt licht voorover, alsof hij als eerste bij de finish wil zijn.
Na zo’n half uur bergt de familie het eten op en klapt de stoelen in.
Niet veel later rijdt hun grijze Mercedes met Duits kentekenbord de Amsterdamse parkeerplaats af, de straat op.
Een mooie zomerdag.
Tekst en beeld: © Marjan Ippel, 2023
Marjan Ippel on Substack.com!
Marjan Ippel AKA Always Talkin’ Food is now available on Substack.com.
Check out my latest posts and become a free subscriber, so you won’t miss a single update!
See you at Substack!
(Picture: Natasha Tastachova)
De Nederlandse les 2: Stufi
Voor de allerlaatste les van deze cursus vraag ik mijn leerlingen hun favoriete Nederlandse nummer in onze Spotify-groepslijst te zetten. Tijdens de les moeten ze hun keuze verantwoorden.
Lara kent nauwelijks Nederlandse muziek, maar heeft goede herinneringen aan het autotripje naar Frankrijk met haar Nederlandse vriend die om de vakantiepret te verhogen voortdurend Ik ga naar Frankrijk van The Amazing Stroopwafels afspeelde.
Lauren koos voor het Nederlandse songfestivallied, eveneens bij gebrek aan kennis van de Nederlandse popmuziek. Het nummer dat Joaquim in de lijst heeft gezet, ken ik niet. De titel doet me verbaasd glimlachen: hoe komt hij hierop?
Tijdens de les bewaar ik Joaquims bijdrage voor het laatst. Een ruig punknummer doorspekt met voor dit taalniveau behoorlijk ongebruikelijk idioom.
Het blijkt dat de Portugees Ik betaal me Stufi niet terug van Hang Youth en Gotu Jim via zijn Nederlandse vriendin kent. Zij behoort tot de lichting studenten die slachtoffer zijn van de onrechtvaardige studiefinancieringsregeling die nu afgeschaft gaat worden.
Wij zijn van de meest genakte generatie
Ik zit met veertig ruggen schuld
Nu kan ik een diplomaatje laten zien
Maar wil ik een huis dan ben ik de lul
Ik betaal me stufi mooi niet terug
Joaquim legt de anderen uit wat “stufi” betekent en hoeveel euro een “rug” is. En ik benadruk de veelzijdige toepasbaarheid van de uitdrukking “mooi niet”.
De vrouwen vinden de muziek te ruig voor hun smaak, maar de tekst kunnen ze onderschrijven. In de VS, waar zowel Lara als Lauren hebben gestudeerd, zitten studenten immers opgescheept met vaak een nog veel hogere studieschuld dan bij ons.
Later diezelfde avond drinken we met z’n allen nog iets in de kroeg.
Joaquim vraagt Lara of ze echt nooit meer in de VS wil wonen, zoals ze eerder beweerde.
Ze knikt. ‘Ik kán niet. Want ik betaal me stufi mooi niet terug!’
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
Sinds een tijdje geef ik les in NT2 (Nederlands als tweede taal). Voornamelijk aan jonge buitenlanders die voor of met de liefde naar Amsterdam zijn gekomen en Nederland nu als hun thuisland zien. Ook doceer ik Nederlands als vrijwilliger aan Oekraïense vluchtelingen.
De namen in deze columns zijn om privacyredenen gefingeerd.
De Nederlandse les 1: De scheidbare bruiloft
Ze heeft zich net verloofd, Luisa. Zij en haar Nederlandse aanstaande gaan nu hun bruiloft plannen.
Of, wie weet, twee bruiloften: een in Colombia en een hier.
Tijdens de les vraagt Luisa wat een typisch Nederlandse bruiloft inhoudt.
Ik pijnig mijn hersenen.
‘Ik weet het niet’, antwoord ik na een tijdje naar waarheid. ‘Ik ken bijna niemand die getrouwd is. Misschien is dat typisch Nederlands?’
De Colombiaanse knikt nadenkend.
‘Een scheidbare bruiloft. Dat is heel Nederlands.’
Krystle woont sinds vijf jaar in Amsterdam en heeft het al een paar keer meegemaakt binnen haar Nederlandse schoonfamilie en vriendenkring.
Zei Krystle nu echt “scheidbare bruiloft”?
In de vorige les hebben we uitgebreid de “scheidbare werkwoorden” geoefend, ook zoiets Nederlands. Meenemen, ik neem mee; feestvieren, ik vier feest – werkwoorden en hun voorzetsel die soms aan elkaar vastzitten, soms gescheiden worden.
‘Je bedoelt…?’
‘Een bruiloft in aparte stukken,’ verduidelijkt de Amerikaanse. ‘Je wordt voor dit stuk uitgenodigd of voor dat, maar bijna nooit voor alles.’
Verdomd. Mijn nichtje gaat volgende maand trouwen en wij zijn niet welkom bij de ceremonie, wel op het feest ’s avonds.
‘Je nichtje? En jij mag niet bij haar grote moment zijn?’ Luisa is verbijsterd.
‘Ja, en soms word je uitgenodigd voor de ceremonie, niet voor het diner en ’s avonds op het feest weer wel. Dan moet je ‘s middags iets anders gaan doen.’ Krystle kijkt er bij als Obelix die zich weer eens verbaast over die rare Romeinen.
Als buitenstaander had Krystle het haarscherp gezien. Scheiden op je bruiloft: typisch Nederlands.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
Sinds een tijdje geef ik les in NT2 (Nederlands als tweede taal). Voornamelijk aan jonge buitenlanders die voor of met de liefde naar Amsterdam zijn gekomen en Nederland nu als hun thuisland zien. Ook doceer ik Nederlands als vrijwilliger aan Oekraïense vluchtelingen.
De namen in deze columns zijn om privacyredenen gefingeerd.
We moeten hier weg XVIII: Proefsleuven
Terwijl ik dit tik trilt de kade zo, dat ik het zelfs hier op het water voel.
Mannen met bouwhelmen en oranje hesjes zijn deze hele week over de breedte van de kade zogenaamde proefsleuven aan het graven. Elke dag van de week één sleuf, die aan het einde van de werkdag weer wordt dichtgegooid.
Het voelt een beetje alsof ik in zo’n trillende massagestoel zit. Die staan wel op vliegvelden om nerveuze dan wel opgefokte luchtreizigers te kalmeren.
Een gratis massage, dus eigenlijk. Ware het niet dat het voorbereidende tegeltillen al begon om zeven uur vanmorgen. En dat ook deze klus tot het steeds verder in tempo opgevoerde voorspel behoort van de ware kadevernieuwing.
En daarmee van onze tijdelijke verplaatsing later dit jaar.
Bovendien is twaalf uur in zo’n trilstoel dan wel weer erg veel van het goede. Dat neigt toch eerder naar turbulentie.
Wat de mannen met hun graafmachine precies zoeken?
Volgens een begeleidend schrijven van de gemeente controleren ze of de kabels en leidingen die op tekening staan, ook daadwerkelijk in de straat liggen.
En zo ja, waar exact.
Liggen ze in de straks benodigde werkruimte, tot zo’n drie meter vanaf de kant, dan moeten ze eerst worden verlegd.
Nee, ik zeg niks.
Ik kan me namelijk zo voorstellen dat de gemeente op dit puntje door schade en schande wijs is geworden. Dat het niet de eerste keer zou zijn als ergens tijdens herstelwerkzaamheden ineens onverwachte kabels op onverwachte plekken oppoppen. Of erger nog: leidingen.
Met alle turbulente gevolgen van dien.
Om dat te herstellen is meer dan een trilstoel nodig.
Dus laat aannemerscombinatie ‘Kademakkers’ deze week maar schuiven.
Stoelriemen vast.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
(Aan de afgebeelde personen is toestemming gevraagd voor deze foto)
Dit is column 18 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al ruim twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden
We moeten hier weg XVII: Eendenrituelen
Ik moet ineens denken aan moeder eend.
Niet geheel toevallig, overigens. Vorige week kwam ze namelijk met haar ‘beau du saison’ op mijn moesvlot langs om een nestplek uit te zoeken.
Precies zoals elk jaar, alleen nog weer een maand eerder dan de vorige keer.
Begin januari!
En vanochtend is ze er weer. En hij ook.
Dat die twee überhaupt nog de moeite nemen om dat hele ritueel op te voeren van bezoeken, keuren, proefzitten en uiteindelijk werpen, terwijl we allemaal weten dat het toch weer de lavendelplant wordt waarin moeders kroost het levenslicht zal zien. Of anders de bak met siergras genaamd lampenpoetser.
Exact zoals alle voorgaande jaren.
Maar ja, hetzelfde zou zij natuurlijk over al onze overbodige rituelen kunnen zeggen.
Daar moet ik allemaal aan denken.
Maar ineens schiet het ook door mijn hoofd dat dit voorlopig de laatste keer zal zijn. Of liever: de laatste keren.
Want de ervaring leert dat van zo’n winternest helemaal niets terechtkomt, waarna mevrouw eend met misschien wel weer een heel andere lover doodleuk opnieuw begint. En omdat het tegen die tijd inmiddels wél voorjaar zal zijn, zal pas die tweede leg leiden tot zo’n sierlijke sliert kuikentjes achter hun lentefrisse mama aan.
Wat ik dus plots besef, is dat ‘mijn’ moeder eend volgend jaar vergeefs zal zoeken naar de lavendelbak. En dat ze ook de lampenpoetser nergens zal vinden. Als alles gaat volgens gemeentelijk plan liggen wij dan immers ergens anders.
Inclusief moesvlot, háár designated kraamkamer.
Is mevrouw nu al behoorlijk in de war door reeds begin januari een gezinnetje te gaan stichten, moet je volgend jaar eens zien als dan ook nog het vlot nergens te bekennen is.
Op deze plek zal ze enkel werkschuiten, ijzeren damwanden, drijvende hijskranen, heimachines en veel drillende steenboren treffen.
En wat dan?
Misschien moet ik t.z.t. aan het bouwhek naast onze postbus een briefje voor d’r ophangen.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
(foto: moeders beau du saison)
Dit is column 17 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XVI: En de brievenbus?
Nu de verplaatsing naderbij sluipt, moet er van alles worden geregeld. Zo moet er op de tijdelijke plek gas, elektra, internet en riolering worden aangelegd. Moeten er toegangspaden, eventuele steigers en aanmeerpalen worden geplaatst.
En vervalt tijdelijk ons huisnummer.
Huisnummers en woonboten gaan niet lekker samen. Ooit hadden woonboten sowieso geen eigen huisnummer. Het waren immers geen huizen, maar ‘tijdelijke’ mobiele verblijfplaatsen. En dus bestond een woonbootadres uit het huisnummer van het tegenovergelegen pand plus de toevoeging ‘A.B.’ (van ‘aan boord’) of ‘t.o.’ (van ‘tegenover’).
Dat ging redelijk goed. Totdat alles werd geautomatiseerd en op digitale adresformulieren geen plaats was voor dergelijke specifieke toevoegingen. Met als gevolg dat veel post niet meer aankwam. Vooral pakketten. En ook servicemonteurs konden je adres nog zelden lokaliseren.
Na een zware lobby kregen de Amsterdamse woonboten precies achttien jaar geleden een eigen huisnummer. Hoera! Post zou voortaan altijd aankomen en dienstverleners zouden linea recta naar het juiste adres zoeven.
Helaas.
Tot op de dag van vandaag ontbreken op veel navigatiesystemen nog altijd de woonbootnummers, of beseffen leveranciers simpelweg niet dat er ook mensen op het water wonen. Met als gevolg dat post(pakketten) nog slechter worden bezorgd dan voorheen. Dat maaltijdbezorgers ons adres nooit weten te vinden. En dat er altijd de angst heerst dat eventuele spoedhulp te laat zal arriveren.
Vandaar dat ik al vrij snel weer de toevoeging ‘t.o. nummer zoveel’ uit de kast heb gehaald.
Voor de zekerheid.
En dan krijgen we nu tijdelijk weer een kaal ‘t.o.-nummer’, dus zónder eigen huisnummer, en dreigen de nieuwjaarswensen van tante Truus opnieuw in het water te vallen.
Maar dat niet alleen. Veel van mijn drijvende buren zijn net als ik ZZP-er met een eigen zaak aan ‘huis’. Ook die bedrijfjes moeten voor zo’n twee jaar officieel verkassen.
Het alternatief van de gemeente? Een brievenbus aan het bouwhek ter hoogte van ons huidige adres.
Zouden we daar dan ook een bouwhelm en veiligheidsschoenen bij krijgen?
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
Dit is column 16 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XV: Nu wel erg dichtbij…
De grachtengordel begint steeds meer op een rampgebied te lijken met haar opengebroken kades, stapels zandzakken voor de deur, weggeslagen bruggen en bomen, en metershoge draglines die eerste hulp verlenen.
En ook hier komt het nu wel erg dichtbij.
De brug aan het einde van onze kade wordt sinds kort kunstmatig gestut en de brug daarnaast is sinds een dag of wat eveneens een no-go area. Bovendien worden voor onze deur proefsleuven gegraven naar de ondergrondse kabels en leidingen.
In deze zand- en puinhopen wordt het dagelijks lastiger mijn weg nog te vinden. Tien minuten eerder van huis wegfietsen is vanwege alle ad hoc omleidingen dan ook geen overbodige luxe om op tijd op m’n eindbestemming te geraken.
Intussen ‘teamsden’ we laatst weer met de gemeente over onze tijdelijke verplaatsing die steeds definitiever in de agenda lijkt te komen staan.
Mits en maar.
En tenzij.
Mits omwonenden geen bezwaar indienen dat een serieuze kans zou maken bij een rechter.
Tenzij omwoners eerst hun kadepanden willen funderen om de klappen van de kaderenovatie te kunnen opvangen.
En mits de gemeente niet alsnog kiest voor een geheel andere aanpak. Eén waarbij bomen worden gespaard, de zogenaamde ‘methode Beaufort’.
Na ‘Beaufort’ eerst keihard te hebben afgewezen, is er nu namelijk toch een gemeentelijke begeleidingscommissie ingesteld naar dit door verontruste bewoners via QR-codes op bomen aangekaarte alternatief, met als grote voordeel dat kademuren niet hoeven te worden gesloopt.
Het is al net als met corona: iedere keer denk je dat het einde van de tunnel in zicht komt, waarna alles toch weer een onverwachte wending neemt.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 15 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XIV: Het waterbedeffect
‘Knnnap!’ doet de vuilniszak terwijl de bovenmaatse vrachtwagen gevaarlijk schuin overhellend de hoge stoeprand oprijdt. Dit om een andere reus te passeren waaruit op het tegenoverliggende trottoir een vracht wordt geladen, de reuzenwielen rustend op een stapel platgereden vuilnis.
Door de druk spat de inhoud uit de zak tegen de truck, de winkelgevel, de stoep.
Ecoluiers, avocadoschillen en halflege havergurtbekers bedekken de looproute – het voetpad dat van gemeentewege een hoge rand kreeg om te voorkomen dat gemotoriseerd verkeer de voetgangers zou belagen op hun eigen bescheiden strookje van de openbare weg.
‘Knaaakkk!’ doet nu de eveneens aan de kant gezette kartonnen doos, terwijl de camion zich met veel moeite langs zijn collega-transporter wurmt. Hierbij wordt z’n tegenligger aan de bovenkant geschamperd, waardoor van beide de verflaag afspat. Maar dat niet alleen, de truck scheert aan de andere zijde rakelings langs een zeventiende-eeuwse klokgevel.
Op het stoepterras waar ik aan mijn ochtendkoffie-met-krantje zit, speelt dit tafereel zich meermalen op centimeters afstand van mij af.
Welkom in de Negen Straatjes.
Ik bekijk het in grote verwondering. Vanwege de afmeting van de winkelbevoorraders – zeker in verhouding met de smalle straat. Maar ook om de verbetenheid waarmee alles moet wijken: vuilnis, fietsen, monumentale winkelpanden, troittors, ongeduldige andere verkeersdeelnemers die op hun beurt vinden dat juist alles voor hén moet wijken…
‘Wat moeten we dan?’ De trucker vraagt het in reactie op mijn verbaasde blik. De gemeente heeft hen verboden nog langer op de bruggen te parkeren. Ze moeten toch iets?
Of ga ik soms zelf de spullen bij de fabriek ophalen?
Tja, daar zit ook wat in.
Maar misschien moet de gemeente het vooral door het vrachtverkeer veroorzaakte gigantische probleem van instortende bruggen en kades (de reden waarom brugparkeren sinds kort een no-go is) eens structureel gaan aanpakken.
Want nu lijkt het alsof ze daar aan het Waterlooplein telkens op een waterbed zitten te duwen.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 14 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al eenentwintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XIII: Ondergronds?
Iedereen wist het natuurlijk allang. Net zoals iedereen sinds decennia weet hoe erg het met het klimaat is gesteld.
De haan heeft al veel vaker dan drie keer gekraaid.
Maar net als met de klimaatverandering werd er hardnekkig weggekeken.
Dat wordt maar weer eens pijnlijk duidelijk in de documentaire Amsterdam is nog niet jarig*1 die een goed overzicht biedt van de verzakkingsproblematiek in die mooie stad die is gebouwd op zo langzamerhand compleet weggerotte houten palen. Vergeet de tenenkrommende voice-over (een deepfaked burgemeester Halsema?), vergeet ook de Mokumse clichédeuntjes die de beelden doorkruisen.
Wat overblijft is een hartverscheurend drama in ontelbaar bedrijven.
De gemeente Amsterdam heeft de problematiek zo ver laten oplopen, dat deze inmiddels een schier onontwarbare knoop is geworden van Gordiaanse afmetingen. Met alsmaar meer belanghebbende partijen: de bomen, woonboten, veiligheid, verkeersdoorstroming, trek van de vleermuis, politieke agenda’s, detailhandel, vuilnisafvoer, watervogelnesten, toerisme, uitzicht van de walbewoners…
En het belang van de één is de achilleshiel van de ander.
Voor pakweg een eeuw aan funderingswerk, een nu al oplopend miljardentekort en alsof dat nog niet genoeg is ook nog een stijgende waterspiegel.
Volgens recente berekeningen zou het water in Nederland als gevolg van de klimaatveranderingen in 2150 namelijk met vijf meter kunnen zijn gestegen, zo ‘vertelt’ demissionair premier Mark Rutte in een door De Correspondent gemaakte deepfake klimaattoespraak*2.
Vijf meter, het kunnen er ook drie zijn, maar dan nog. Waar laat dat Amsterdam, de stad die überhaupt al op eerdergenoemde palen onder de zeespiegel leunt?
Ergens in de buurt van Atlantis?
Misschien moet Amsterdam ondergronds gaan, inclusief ondergrondse grachten.
*1 Amsterdam is nog niet jarig van Simone de Vries is te zien op NPO Start.
*2 De deepfake klimaattoespraak van demissionair premier Rutte is te zien op De Correspondent.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 13 in de serie We moeten hier weg. De graffiti in de foto toont de situatie onder de oppervlakte; te zien op de Marnixstraat vlakbij de Europarking.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende jaren vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XII: De weegmat
De binnenstad is één groot doolhof geworden. Wil ik met de fiets naar het Centraal station, word ik op de grachten zo vaak omgeleid dat ik niet veel later weer voor mijn eigen woonbootdeur sta.
De reden is welbekend: de abominabele staat van de kades en bruggen in de door Unesco beschermde grachtengordel. Hierdoor worden steeds meer gordeldelen afgesloten voor het verkeer.
Wat houdt zo’n Unesco-bestempeling tot ‘Werelderfgoed’ eigenlijk in, als achtereenvolgende gemeenteraden voortdurend wegkeken toen het op broodnodige herstelwerkzaamheden en verkeersingrepen aankwam? Bestaat er geen verplichting om dat erfgoed in stand te houden?
Het enig aanwijsbare resultaat van de Unescoïsering is dat er nóg meer verkeer afkwam op juist die plekken die al zo kwetsbaar waren dat ze überhaupt op de lijst belandden.
En dat terwijl er al bijna dertig jaar geleden een plan op de gemeentelijke tafel lag om het toenemende zware verkeer uit de binnenstad te weren, onder meer vanwege de overbelasting van de kades en bruggen. Vrachtwagens zouden aan de stadsrand hun waren moeten overladen in kleinere exemplaren die vervolgens de diverse stadsdelen zouden bevoorraden.
Wat er gebeurd is met dit plan? Het verdween in elk geval en un momento dado, zoals een beroemde Amsterdammer zou hebben gezegd, ónder diezelfde tafel.
Nooit meer iets van gehoord.
Intussen bleef het zware verkeer dat over de kades denderde maar uitdijen. Nu is er sinds 1 oktober 2021 wel een limiet gesteld aan het wettelijk toegestane vehikelgewicht (30 ton), maar wie moet dat controleren?
De BOA’s?
De verkeersregelaars die met alle wegopbrekingen en dus verkeersomleidingen de nieuwe duiven van de binnenstad zijn?
“Kentekencamera’s en handhavers met weegmatten”, lees ik op de gemeentewebsite terwijl ik met mijn fiets geduldig sta te wachten op een gevaarlijk manoeuvrerende reusachtige biertruck die vanwege een afsluiting de kade niet op kan.
Nou ben ik niet erg goed in schatten.
Mag ik een weegmat?
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 12 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes (?) jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg XI: Blijvende imagoschade
Het is alweer maanden stil. Na de eerste en enige Zoom-sessie hebben we van de kant van de gemeente geen teken van leven meer vernomen.
In de lokale krant verschijnen intussen alarmerende berichten dat Amsterdam tot 2025 een half miljard euro tekort komt om de ruim 200 kilometer instortende kades en zo’n 830 brakke bruggen te repareren.
En voor de jaren daarna ziet het er niet beter uit.
De oplossing? Stalen wanden moeten de boel bij elkaar houden.
Je ziet die roestige puisten op steeds meer plekken in de stad. Recent zijn er nog eens 84 kades en 33 bruggen met een of andere vorm van ‘lastbeperking’ of ‘veiligheidsconstructie’ bijgekomen.
En dat is onze grootste angst.
Dat we hier tijdelijk weg moeten omdat de kade toekomstbestendig wordt gemaakt voor weer minstens honderd jaar: prima. Alles voor ons mooie Amsterdam dat ooit zal zijn gebouwd op betonnen palen.
Maar als we weg zouden moeten omdat onze kade vanwege een budgetkwestie na decennialange grove nalatigheid van het stadsbestuur voor onbepaalde tijd achter staal wordt weggemoffeld met weinig zicht op terugkeer voor onze woonboten, dat is onverteerbaar.
Gelukkig hebben we invoelende volksvertegenwoordigers. Zoals Egbert De Vries, verkeerswethouder, die empathisch spreekt van ‘desinvesteringen en blijvende imagoschade voor de stad en het met de markt zullen moeten afkopen van afgesloten contracten’* omdat de projecten bij geldgebrek moeten worden ‘afgeschaald’.
Stel je eens voor, schetst De Vries de grimmige toekomst voor Amsterdam en de Amsterdammers: taxi’s zullen dan niet meer bij de kadepanden kunnen voorrijden, boodschappen en pakjes zullen lastiger aan de kadedeur kunnen worden afgeleverd, toeristen zullen de stad en haar grachten minder aantrekkelijk vinden.
Ja, stel je toch eens voor.
*Het Parool, 8 juli 2021
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 11 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg X: De Jacobsladder
Eens in de pakweg twintig jaar moet ons stukje gracht worden uitgebaggerd. Al het jarenlang opgehoopte slib wordt dan verwijderd om de waterweg bevaarbaar te houden.
Omdat de blubber zich tegen de kades ophoopt, moeten de woonboten voor een dag of wat opzij om bij de randen te kunnen.
Ook de woonark van Eddy, musicus en mijn latere buurman.
Zomer 1989. Een paar jaar eerder heeft Eddy via een advertentie in De Telegraaf een oud arkje gekocht op voorspraak van zijn Canadese oom. Oom die timmerman is schatte het opknapwerk in als “plankje hier, plankje daar”. Maar toen oom alweer lang en breed terug op Canadese bodem was, bleek het toch wat meer dan wat plankjes hier en daar.
Maar als musicus die dagelijks uren repeteert is Eddy blij met zijn vrij liggende huis.
Het is een zonnige dag als Waternet de woonboten een voor een wegsleept voor een tijdelijk kampement aan een kade verderop.
Het wordt een hele uittocht.
Alsof je op vakantie gaat en je huis én straat meeneemt. Zelfs de plastic tuinstoelen en plantenpotten op het vlot van buurvrouw Judith blijven tijdens de verplaatsing gewoon staan. Zo zitten de bootburen eerste rang bij dit drijvende spektakel, camera in de hand.
Ook voor de mannen van Waternet is het een uitje. De sfeer is gemoedelijk en informeel. De koffie gaat rond.
Niks dichtgetimmerde contracten met calamiteitsclausules, niks verzekeringen, niks ambtelijke en juridische kretologie, niks verantwoordelijkheden doorschuiven van de ene instantie naar de andere.
En ook geen tijdelijke voorzieningen.
Het is letterlijk vrij kamperen zonder water, gas of verlichting. Eddy moet zelfs flink klauteren om überhaupt vanaf zijn tijdelijke ligplek aan de kant te komen, want ook in een impromptu steiger is niet voorzien.
Kortom: een groot avontuur.
Als de woonboten zijn verlegd, de gracht leeg is, kan het baggeren beginnen. Dat gebeurt met een Jacobsladder, een drijvende bak met daarop een diagonale lopende band waaraan vrij hangende emmers via een rondgaande beweging de modder uit de gracht oplepelen en in de bak gieten.
Na een kleine week worden de woonschepen teruggelegd en dartelen de toonladders als vanouds uit Eddy’s ark over het water.
Tekst: © Marjan Ippel, 2021 | Beeld: © Eddy Janning, 2021
Dit is column 10 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.
We moeten hier weg IX: Rattenvanger Ron
Op de wal in de elektriciteitskast van onze woonboot huist een rat. Dagelijks zien we hem doodgemoedereerd over onze loopplank naar zijn kade-optrekje slenteren.
Na wat telefonisch geheen-en-weer met de gemeente die oproept ratten te melden, maar er geen heil in ziet de waterdieren bij woonboten aan te pakken, staat rattenvanger Ron toch voor de deur. In zijn hand een cyaankleurige rattenval die met een sleuteltje opengaat als een geldkluisje.
Ratten zijn geen muizen, stelt Ron me onmiddellijk gerust. Als je er dáár een van hebt, zit je zo met een continent vol.
Met ratten blijft het meestal bij één. Een vrijgezel, bovendien. Als de moederrat een nest krijgt, jaagt ze alle mannetjes weg. Die gaan dan op zichzelf wonen.
Ron zegt overigens liefkozend “ratjes”.
Mooie beestjes.
‘Je woont hier al twintig jaar, zeg je? Dan heb je toch weleens eerder een ratje gezien?’ Maar Ron moet toegeven dat ze sinds Corona veel zichtbaarder zijn. Ze moeten harder werken voor hun eten, want minder toeristenafval.
‘En vooral jouw vlot is een vakantie-eiland voor ze, met al die planten op het water.’
Leven en laten leven. Maar toen ik rattenkeutels op m’n moesvlot vond en sporen van een rattenbacchanaal ten koste van mijn planten, had mijn Amsterdamse tolerantie d’r grens bereikt.
Ikzelf heb gelukkig niets van de vrijgezel te vrezen, aldus Ron: ‘Ratjes vallen je niet aan en komen niet in je huis. Ook niet via de wc-pot. Zij zijn juist bang voor jou. Die ophef tegenwoordig: allemaal overdreven.’
Ernstig gezicht: ‘Tenminste, zolang je ze niet knuffelt, hè?’
Ron laat zien hoe de rattenval werkt. Met het sleuteltje opent hij het moordtuig met daarin de klem en het lokaas. ‘Het ratje moet langs de klem om bij het aas te komen. Geen cyaankali, hoor.’
De val wordt strategisch onderaan de elektriciteitskast geplaatst; een paar rondslingerende bakstenen erop tegen het wegglijden. Met de belofte de komende weken regelmatig te komen checken, stapt Ron weer op zijn wit-rode GGD-bakfiets.
Lekker achter de ratjes aan. ‘Beter dan op kantoor zitten, toch?’
Tekst: © Marjan Ippel, 2021 | Beeld: © Natalie Hanssen, 2021
Dit is column 9 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.