De Coronajaren IX: Dát!

De Coronajaren IX: Dát!

Renmaatje 1: ‘Ik woon toch niet voor niks in de stad?’
Renmaatje 2: ‘Niet voor niks, nee.’
1: ‘Dan had ik net zo goed in een dorp kunnen gaan wonen. Toch? Had ik veel meer vierkante meters gehad, een tuin, waarschijnlijk een achterom, een garage, rust én een panoramisch uitzicht.’
2: ‘Ja, als je het zo stelt…’
1: ‘Geen toeristenoverlast. Niet elke week wel ergens rellen en vernielingen. Geen meeuwen, honden en ratten die de vuilniszakken openbijten en de inhoud over straat verspreiden.’
2: ‘Nee.’
1: ‘Maar daar heb ik allemaal niet voor gekozen.’
2: ‘Nee.’
1: ‘Bewust.’
2: ‘Nee. Eh- ja?’
1: ‘Ik wilde in de stad wonen. Op kruipafstand van alles: theaters, bioscopen, concertzalen, restaurants, cafés, clubs… En winkels. Elke winkel die ik maar nodig heb of ooit nodig denk te hebben, zit letterlijk bij mij om de hoek.’
2: ‘Ja, is ook wat voor te zeggen.’
1: ‘Dat die theaters en horeca nu al maanden no-go areas zijn, is heel zwaar.’
2: ‘Ja, zwaar.’
1: ‘Avondklok: ook niet mis.’
2: ‘Niet mis, nee.’
1: ‘Maar dat ik als ik een nieuwe jeans nodig heb, die ik normaal deskundig begeleid door het vriendelijke winkelpersoneel over de brug rechtsaf ga passen en kopen, nu online moet bestellen. Dat-ie dan vanuit Tsjechië of all places moet worden opgestuurd, vervolgens door een pakketbezorger aan mijn deur moet worden afgeleverd, waarvoor ik bezorgkosten moet neertellen. Dat ik dan de jeans pas en hij tegenvalt, omdat een plaatje nooit hetzelfde is als passen, voelen, kijken. Dat ik hem dan weer in de doos moet stoppen en of all places naar Tsjechië terug moet sturen. Dat ik daarvoor naar het wegbrengpunt moet lopen-’
2: ‘Verzendpunt.’
1 [verstoord]: ‘Verzendpunt dat fuckin’ náást mijn jeanswinkel zit waar ik niet binnen mag vanwege besmettingsgevaar. Maar dat ik wél een kwartier in de rij voor dit afleverloket mag staan. En dat ik daar dan niet meteen ook een ansichtkaart mag kopen voor mijn tante die Covid heeft. Een kaart die ik achter het amateuristisch gespannen rood-witte politielint notabene kan aanraken. Maar dat ik daarvoor dan weer online moet. En dat de bezorger die kaart dan dus bij mij komt afleveren, terwijl hij naar m’n tante moet. Dát. [zwaar gefrustreerd] Dát!!’
2: ‘Rustig maar. De winkels mogen volgende week weer een soort van heel klein beetje open. Op afspraak. En met allerlei beperkingen.’
1 [snikt]: ‘Dat… Dat…’
2 [checkt ongeduldig de tijd op z’n smartphone]: ‘Gaat-ie weer? Ik moet zo naar huis. Ik verwacht een pakje.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 9 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren VIII: Kamerdebat

De Coronajaren VIII: Kamerdebat

De premier: ‘Het is een moeilijke boodschap, maar omdat wij nog steeds onvoldoende daling bespeuren in de taalbesmetting van de samenleving als geheel – en dan heb ik het over alle groepen, niet alleen de meest kwetsbare – zijn hardere maatregelen onvermijdelijk.’
Fractievoorzitter aan de interruptiemicrofoon: ‘Nog hardere? De mensen zitten allang aan hun taks!’
P: ‘Ik kom daar zo op terug.’
F [cynisch]: ‘Dat zou dan de eerste keer zijn.’
P: ‘Tot nader order blijft de reeds bestaande maatregel onverminderd van kracht. Dat betekent dat “Corona”, “Covid-19”, “lockdown”, “mutaties” en “vaccinaties” verboden woorden blijven.’
F: ‘Absurd! U weigert nog steeds met afdoende bewijs te komen welk effect dit verbod überhaupt heeft.’
P: ‘Daar zijn we druk mee bezig. Maar het is nu eenmaal zo dat die taalbesmetting naar beneden móet. Het mag niet zo zijn dat de man in de straat het nergens anders meer over heeft; dat leidt op den duur tot grote maatschappelijke ontwrichting. En daarom is na uitgebreid overleg met Het Nederlands Taalinstituut besloten om ook de volgende woorden en uitdrukkingen voorlopig onder een intelligente lockdown te plaatsen-’
F: ‘Alsof meer verbieden nog iets uithaalt. Het volk zit aan z’n taks, meneer de premier!’
P [onverstoorbaar]: ‘“Versoepelingen”, “de rek is eruit”, “avondklokrellen”-’
F: ‘Nee, niet “avondklokrellen”!’
P: ‘Verder: “mensen zitten aan hun taks”. [kijkt op] Ik hoop dat ik hiermee het bezwaar van de fractievoorzitter voldoende heb gepareerd.’
F: ‘Geenszins. De premier snoert mij simpelweg de mond. Dat is waar het hier om gaat. U weet hoe essentieel die uitdrukking voor mij is.’
P: ‘Ik weet, het doet pijn. Maar offers moeten worden gebracht.’
[rommelt in z’n papieren]
P: ‘Neem mij niet kwalijk. Ik zie dat “offers moeten worden gebracht” vanaf nu ook tot de verboden uitdrukkingen behoort. Nogmaals excuses.’
F: ‘Pardon, maar die sorrycultuur van de premier zit nu echt aan z’n taks.’
P: ‘Nee, U zit aan uw taks!’
F: ‘Als de minister-president zelf al niet in staat is zich te houden aan zijn eigen elitaire verbodenwoordenlijst, hoe moet het volk deze verbale lockdown dan nog kunnen bevatten? U biedt geen enkel perspectief!’
P: ‘U moet nu echt op uw woorden gaan letten…’
F [uitdagend]: ‘De rek is eruit!’
P [negeert de opmerking]: ‘En tot slot: “geen enkel perspectief bieden”. Ook als volgt gebruikt: “U biedt geen enkel perspectief”. De maatregel wordt vanavond tijdens de avondklokrellen, pardon de avondklok, van kracht.’
F [vermoeid]: ‘Ik durf het bijna niet te vragen, maar wat is hier “intelligent” aan?’
P: ‘Ik ben blij dat u die vraag stelt. Er is een uitzondering op deze maatregel: Met een schoon mondkapje op de juiste manier gedragen mogen deze woorden en uitdrukkingen vooralsnog wel worden gebezigd, mits in de buitenlucht én met inachtneming van de anderhalve meter afstand. Alleen samen krijgen we de taalbesmetting eronder.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
(foto: kunstwerk Untitled van Barbara Kruger in het Stedelijk Museum in Amsterdam)

Dit is deel 8 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren VII: Grumpy Old Men

De Coronajaren VII: Grumpy Old Men

Grumpy Old Man 1: ‘Wat een soap.’
Grumpy Old Man 2: ‘Vol tweederangs soapies.’
1: ‘Dat die wraakengel roept dat Nederland bevrijd is omdat de avondklok werd verboden.’
2 [boos]: ‘Een gotspe!’
1: ‘Nederland is geen rechtsstaat, behalve als hij gelijk krijgt. Dan ineens toch wel. Puur Trumpisme.’
2 [gniffelt]: ‘Zijn juridische handlanger heeft ook wel iets weg van Giuliani. Net zo’n permanent verontwaardigd hoofd. Alleen met haar.’
1 [gniffelt nu ook]: ‘Die rechter was trouwens ook niet mis. Koketteren met je digibetie is wel erg 1999.’
2: ‘Ze wist zelfs nauwelijks hoe de microfoon werkte. Terwijl ze toch klonk of ze de uitvinding ervan nog heeft meegemaakt.’ [lacht besmuikt]
1[grimlachend]: ‘Net als jij?’
[weer neutraal]: ‘En dan tot twee keer toe “Viruswaanzin” stamelen.’
2: ‘Kom op, zo heette die club eerst toch ook? Da’s net als Prince die woedend werd wanneer iemand z’n nieuwe naam “TAFKAP” niet meteen paraat had. En wie kan nog bijhouden hoe Kanye West tegenwoordig heet? Zíj vast niet.’ [schaterlacht]
1 [nadenkend]: ‘“Ye”? Of is dat ook alweer achterhaald?’
[plots samenzweerderig]: ‘Die landsadvocaat dan? Met z’n vuurrode appelwangetjes en gehakkel. Wist z’n mammie wel waar-ie uithing?’
2: ‘Dat zeg ik: één grote soap.’
1: ‘Nee, dat zei ik.’
2: ‘Jij? Ken jij dat woord dan?’ [proest]
1 [negeert boos zijn buurman]: ‘En die avondklok is nou juist de enige maatregel die vrijwel niemand extra treft: we mochten toch al nergens heen en niks doen… Hoelang zitten jij en ik hier nou al met elkaar opgescheept in dit holle theater?’
2: ‘Levenslang?’ [schatert]
1 [negeert 1 opnieuw]: ‘En iedereen die na negenen wél iets moet, krijgt ontheffing. Welkom in de polder.’
2 [complotterig]: ‘Mevrouw had zo’n ontheffingsbriefje al in d’r toga zitten, hè?’
1 [knikt veelbetekenend]: ‘Wie ook lekker op dreef was: Van Dissel. Met z’n computermodellen die ineens een even grote afwijkingsmarge blijken te hebben als de gemiddelde weerkaart. Het zou vandaag droog blijven. En kijk: het plenst. Nou híj weer.’

Op dinsdag 16 februari 2021 besliste de voorzieningenrechter dat de avondklok per direct moest worden opgeheven. De Staat ging hiertegen in hoger beroep en verzocht de rechtbank om nog diezelfde middag de afschaffing op te schorten tot de uitspraak in het hoger beroep op vrijdag. De Grumpy Old Men (van The Muppet Show) refereren naar de live streaming van die tweede rechtszitting van dinsdag.
Meningen opgetekend in deze dialoog zijn uitsluitend die van de Grumpy Old Men en niet die van, noch de verantwoordelijkheid van, de beheerder/auteur van deze website.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 7 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren VI: Sneeuw-21

De Coronajaren VI: Sneeuw-21

‘Ik ben zo godsgruwelijk blij met die sneeuw.’
[verbaasd]: ‘Jij? Ik dacht dat je niet van sneeuw hield.’
‘Ik háát sneeuw.’
‘Maar je zei net-?’
‘De eerste dag vind ik het nog wel oké. Even een paar leuke postjes plaatsen op Instagram: prima. Maar daarna ben ik er alweer zo klaar mee. Dan wil ik gewoon weer kunnen fietsen en lopen zonder telkens bijna op m’n bek te gaan.’
‘Ik begrijp het even niet meer.’
‘Je weet toch dat ik sneeuw haat? Altijd al gedaan. Gelukkig wordt het steeds zeldzamer. Thank God for klimaatverandering.’
‘Maar wat zei je dan net?’
‘Dat ik zo blij ben dat mensen het nu al dagen over de sneeuw hebben in plaats van over… dat virus. Man, wat een opluchting.’
‘Heel verfrissend, inderdaad.’
‘Je zou bijna gaan wensen dat die sneeuw nog even blijft liggen, ware het niet dat ik, nou ja, wat ik net dus zei.’
[lachend]: ‘En dat uit jouw mond!’
‘Zo’n ongelofelijke bevrijding na maandenlang opgesloten te hebben gezeten in steeds weer diezelfde conversatie. Groundhog Day is er peanuts bij.’
‘Ja, daar sneeuwde het ook flink.’
‘Het voelt als vakantie. Alsof je ergens bent waar de mensen om je heen een vreemde taal spreken. En daarin komt dat hele woord niet voor.’
‘Noch “vaccinaties”, “besmettingen”, “mutaties”-’
[negeert de opmerking]: ‘Geen sneeuwvrij maar even virusvrij. In gesprekken, dan hè? [wijst] Doe je mondkapje ‘es goed.’
[het mondkapje verschikkend]: ‘Is het je trouwens opgevallen dat een sneeuwvlok qua vorm veel weg heeft van het Corona-virus? Ook met van die kroontjes op de uiteinden. Als je de emoji moet geloven.’
[zuchtend]: ‘De vakantie is kennelijk alweer voorbij…’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 6 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren V: ABBA

De Coronajaren V: ABBA

Vriendin 1: ‘Waar precies?’
Vriendin 2: ‘Op de hoek. Boven dat cafeetje.’
1: ‘O daar? Sorry, ga verder.’
2: ‘Oké. We deden dus ons pre-avondklokloopje over de doodstille gracht, toen we op de terugweg ineens snoeiharde muziek hoorden.’
1: ‘Klassiek? Jazz?’
2: ‘ABBA.’
1: ‘Nummer?’
2: ‘Iets bombastisch. We konden niet op de titel komen. Wij het naderhand nog door de telefoon voorneuriën aan de enige ABBA-fan die we kennen.’ [lacht]
1 [gretig]: ‘Doe ‘s bij mij?’
[2 begint te neuriën. 1 luistert, maar heeft geen idee]
2: ‘Lay all your love on me. Maar, doet er niet toe. Die muziektsunami over de nu al bijna een jaar totaal doodse gracht: mindblowing.’
1 [nadenkend]: ‘Bijna een jaar alweer, ja.’
2: ‘Ik dacht eerst dat het uit een auto kwam. Maar het kwam van boven.’
[1 kijkt onwillekeurig omhoog]
2: ‘Ineens zag ik ze: een jongen en een meisje voor de opengeslagen deuren van die grote pakhuiszolder. Ze gingen helemaal uit hun dak op ABBA.’
1: ‘Met z’n tweeën? Weet je zeker dat de rest niet stiekem achterin stond te dansen?’
2: ‘Coronafeestje? Dacht ik ook meteen. Die zijn de politie aan het uitdagen, zoiets. Maar nee. De zolder was helverlicht: er was verder niemand.’
1: ‘Feestje voor twee?’
2 [twijfelt]: ‘Dat dan ook weer niet helemaal. De geluidsboxen waren naar buiten gericht. ABBA werd bewust over de muisstille avond uitgestort.’
1: ‘Bewust?’
2: ‘Twee toevallige wandelaars begonnen spontaan mee te dansen, onder de lantaarnpaal. Met een onbekommerdheid die ik ook al bijna een jaar niet meer had gezien.’
1 [enthousiast]: ‘Dus jij ook meteen meedoen!’
2 [lijkt het niet te horen]: ‘Het begon zachtjes te regenen. De druppels lichtten door de straatlamp als discoglitter op. Pure magie.’
1 [pushy nu]: ‘Dus jij ook meedansen?’
[2 schudt spijtig haar hoofd]
1 [ongelovig]: ‘Dan toch tenminste een fotootje gemaakt?’
2: ‘Die shitty avondklok, man!’
1 [kijkt haar vriendin aan]: ‘Gemiste kans.’
2: ‘I know.’
1: ‘Keer twee.’
2: ‘I know.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 5 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren 4: Eurootje?

De Coronajaren 4: Eurootje?

Moeder 1: ‘Wat zou jij hebben gedaan?’
Moeder 2: ‘Ik heb altijd cash op zak.’
1: ‘Ik niet meer sinds de eerste lockdown, toen ons werd bezworen alleen nog met pin te betalen.’
2: ‘En je schoonmaakster dan?’
1: ‘Voor haar haal ik speciaal.’
2: ‘Dan neem je toch wat extra op?’
1: ‘Ja, maar daar had ik even niks aan toen die vrouw om een eurootje vroeg, hè?’
2: ‘Was ze dakloos, denk je? Of een junk?’
1: ‘Zegt natuurlijk niks, maar ze zag er heel goed uit met haar batikmasker, teddyjas en zo’n met bloemen versierde mand voorop haar fiets. En toen ik zei dat ik helaas geen cash had, wenste ze me nog een hele fijne dinsdag.’
2 [schrikt]: ‘Klinkt als… Als wij!’
1 [knikt]: ‘Dat bedoel ik. Eng hè?’
2: ‘Maar vreemden om geld vragen?’
1: ‘Zou jij het kunnen?’
[2 rilt en schudt haar hoofd]
1 [nadenkend]: ‘Hoe erg moet het dan zijn?’
2: ‘En hoe zet je de eerste stap? Oefen je dat thuis?’
[beiden zijn even stil]
2: ‘Maar toen?’
1: ‘Niemand gaf haar iets. Eenmaal bij de supermarkt, vroeg ik me af wat ze zou doen. Naar binnen, of rondjes blijven fietsen om mensen aan te spreken?’
2: ‘En?’
1: ‘Naar binnen. Toen was de verwarring compleet.’
2: ‘Het lijkt wel een thriller.’
1: ‘Bij de kassa zag ik haar weer. Een pak melk, pindakaas, brood.’
2: ‘Ze had dus geld?’
1: ‘Misschien net genoeg hiervoor. Weet jij veel. Ik ben in de buurt gebleven, voor als ze tekort zou komen.’
2: ‘En?’
1: ‘Ze ging pinnen! Tja, waarom zou ze geen pinpas hebben? Alle vooroordelen werden even onderuitgehaald.’
2 [knikt]: ‘Maar wat doe jij nou de volgende keer?’
1 [geeft een klopje tegen haar jaszak; munten rinkelen]: ‘Ik ben nu voorbereid.’
2: ‘Dan kan je iedereen wel geld gaan geven.’
1 [schudt bedachtzaam haar hoofd]: ‘Iedereen kan dit overkomen.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 4 in de reeks De Coronajaren.