Leven in lockdown I: Pssstt…

Aan Ramses Shaffy’s Het is stil in Amsterdam (‘en godzijdank niemand die ik tegenkwam’), moet vast niet alleen ik denken tijdens een wandeling over de verlaten grachten op de eerste avond van de culturele quarantaine.
Toch, hoe groot het toeristenprobleem nog maar een paar weken geleden ook was, zelfs in het allerhoogste seizoen liep hier ’s avonds altijd slechts een handjevol toeristen.
Maar nu deel ik de heldere sterrenhemel boven me, de rode klinkers onder me en de neergelaten rolluiken naast me uitsluitend nog met lokale hondenuitlaters in pyjama.
Het gloednieuwe begrip “sociale afstand” wordt daarbij uiterst elegant gepraktiseerd.
Zonder de ander met een verdenking van besmettende krachten op te laden, stappen we in het enkele geval dat wij grachtenlopers elkaar passeren, in een vloeiende beweging als in een dans om elkaar heen. Er wordt zelfs gegroet. Een gewoonte die ik, dorpeling, heel snel afleerde toen ik Amsterdammer werd.
Mijmerend over saamhorigheid in crisistijden, word ik even later aangesproken op een manier die me decennia terugwerpt in de tijd. Dergelijk idioom klonk toen vooral rond poptempels en buitenlandse treinstations. En dan nog alleen als je werd ingeschat als toerist – iets wat ik me altijd persoonlijk aantrok.
Moi, toerist?
Hoorde ik het dan wel goed? Maar bij gebrek aan storende verkeersgeluiden is een vergissing uitgesloten.
‘Pssstt… marihuana?’

Op de eerste avond van de lockdown moesten ook coffeeshops plotsklaps sluiten. Dit zorgde voor ellenlange rijen van klanten die nog snel een flinke voorraad kwamen inslaan, en niet alleen voor eigen gebruik. De volgende dag werd de sluiting teruggedraaid.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020