‘Knnnap!’ doet de vuilniszak terwijl de bovenmaatse vrachtwagen gevaarlijk schuin overhellend de hoge stoeprand oprijdt. Dit om een andere reus te passeren waaruit op het tegenoverliggende trottoir een vracht wordt geladen, de reuzenwielen rustend op een stapel platgereden vuilnis.
Door de druk spat de inhoud uit de zak tegen de truck, de winkelgevel, de stoep.
Ecoluiers, avocadoschillen en halflege havergurtbekers bedekken de looproute – het voetpad dat van gemeentewege een hoge rand kreeg om te voorkomen dat gemotoriseerd verkeer de voetgangers zou belagen op hun eigen bescheiden strookje van de openbare weg.
‘Knaaakkk!’ doet nu de eveneens aan de kant gezette kartonnen doos, terwijl de camion zich met veel moeite langs zijn collega-transporter wurmt. Hierbij wordt z’n tegenligger aan de bovenkant geschamperd, waardoor van beide de verflaag afspat. Maar dat niet alleen, de truck scheert aan de andere zijde rakelings langs een zeventiende-eeuwse klokgevel.
Op het stoepterras waar ik aan mijn ochtendkoffie-met-krantje zit, speelt dit tafereel zich meermalen op centimeters afstand van mij af.
Welkom in de Negen Straatjes.
Ik bekijk het in grote verwondering. Vanwege de afmeting van de winkelbevoorraders – zeker in verhouding met de smalle straat. Maar ook om de verbetenheid waarmee alles moet wijken: vuilnis, fietsen, monumentale winkelpanden, troittors, ongeduldige andere verkeersdeelnemers die op hun beurt vinden dat juist alles voor hén moet wijken…
‘Wat moeten we dan?’ De trucker vraagt het in reactie op mijn verbaasde blik. De gemeente heeft hen verboden nog langer op de bruggen te parkeren. Ze moeten toch iets?
Of ga ik soms zelf de spullen bij de fabriek ophalen?
Tja, daar zit ook wat in.
Maar misschien moet de gemeente het vooral door het vrachtverkeer veroorzaakte gigantische probleem van instortende bruggen en kades (de reden waarom brugparkeren sinds kort een no-go is) eens structureel gaan aanpakken.
Want nu lijkt het alsof ze daar aan het Waterlooplein telkens op een waterbed zitten te duwen.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
Dit is column 14 in de serie We moeten hier weg.
Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende eeuw vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al eenentwintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.