Ze heeft zich net verloofd, Luisa. Zij en haar Nederlandse aanstaande gaan nu hun bruiloft plannen.
Of, wie weet, twee bruiloften: een in Colombia en een hier.
Tijdens de les vraagt Luisa wat een typisch Nederlandse bruiloft inhoudt.
Ik pijnig mijn hersenen.
‘Ik weet het niet’, antwoord ik na een tijdje naar waarheid. ‘Ik ken bijna niemand die getrouwd is. Misschien is dat typisch Nederlands?’
De Colombiaanse knikt nadenkend.
‘Een scheidbare bruiloft. Dat is heel Nederlands.’
Krystle woont sinds vijf jaar in Amsterdam en heeft het al een paar keer meegemaakt binnen haar Nederlandse schoonfamilie en vriendenkring.
Zei Krystle nu echt “scheidbare bruiloft”?
In de vorige les hebben we uitgebreid de “scheidbare werkwoorden” geoefend, ook zoiets Nederlands. Meenemen, ik neem mee; feestvieren, ik vier feest – werkwoorden en hun voorzetsel die soms aan elkaar vastzitten, soms gescheiden worden.
‘Je bedoelt…?’
‘Een bruiloft in aparte stukken,’ verduidelijkt de Amerikaanse. ‘Je wordt voor dit stuk uitgenodigd of voor dat, maar bijna nooit voor alles.’
Verdomd. Mijn nichtje gaat volgende maand trouwen en wij zijn niet welkom bij de ceremonie, wel op het feest ’s avonds.
‘Je nichtje? En jij mag niet bij haar grote moment zijn?’ Luisa is verbijsterd.
‘Ja, en soms word je uitgenodigd voor de ceremonie, niet voor het diner en ’s avonds op het feest weer wel. Dan moet je ‘s middags iets anders gaan doen.’ Krystle kijkt er bij als Obelix die zich weer eens verbaast over die rare Romeinen.
Als buitenstaander had Krystle het haarscherp gezien. Scheiden op je bruiloft: typisch Nederlands.
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2022
Sinds een tijdje geef ik les in NT2 (Nederlands als tweede taal). Voornamelijk aan jonge buitenlanders die voor of met de liefde naar Amsterdam zijn gekomen en Nederland nu als hun thuisland zien. Ook doceer ik Nederlands als vrijwilliger aan Oekraïense vluchtelingen.
De namen in deze columns zijn om privacyredenen gefingeerd.