We moeten hier weg VIII: Mijn buurvrouw Judith

In 1973 gaat ze werken in Amsterdam, mijn buurvrouw Judith. En daarom zoekt ze woonruimte. Gewend aan de ouderlijke eengezinswoning schrikt de 21-jarige ervan hoe Amsterdammers wonen.
In gleuven boven, onder en naast elkaar!
Dat is geen leven.
Haar schoonzus woont op een boot bij Loosdrecht. Zodoende gaat Judith ook op het water zoeken. Dan nog een voordelige vorm van wonen, bovendien.
Ze betrekt een opgebouwd stalen “Westlandertje”, ooit gebruikt voor het vervoer van tuinbouwproducten. Maar de gemeente wil af van stalen woonschepen. Het regelmatig zandstralen en teren is slecht voor het milieu.
Nu wil het dorp Wassenaar toevallig juist haar woonarken lozen. En zo kan ze een Moree-ark uit 1951 overnemen.
De Moree, genoemd naar z’n Wassenaarse ontwerper, is groter dan het Westlandertje. Dus Judith op de fiets naar de Waterpolitie. Of ze van plek mag ruilen met de buren. Na wat stempels en briefjes en nog meer stempels en briefjes is het geregeld.
Samen met haar zusje en moeder vaart ze de ark met een sleper naar de stad. Tegen de avond bereiken ze het Nieuwe Meer, waar wordt overnacht. De volgende dag, 10 februari 1976, wordt de ark aangemeerd op de plek waar-ie nog altijd ligt.*
Judith ligt dan in een rijtje met alleen maar jonge vrouwen. Creatievelingen en studenten. Aan de wal ziet men woonbootbewoners weliswaar onverminderd als zwervers, de werkelijkheid is aan het kantelen.
Toch blijft de gemeente zelfs het kleinste detail van haar drijvende burgers bijhouden op een grote stadsplattegrond, zo wordt gezegd. Punaises in verschillende kleuren zouden daarbij staan voor het type boot én bewoner. Met dank aan de Sluis-, Brug- en Waterdienst die op de fiets het liggeld komt innen en zo alles van iedereen weet.
Is het behelpen omdat er nog geen riolering is en ze kookt op een gasfles? Welnee. Hooguit lastig als d’r haar net ingeshampood is en de gasfles leeg blijkt. Of als de waterleidingen bevriezen en er water bij de bakker over de brug moet worden gehaald.
Terug naar de wal is voor Judith geen optie. De vrijheid om middenin de nacht keihard te zingen zonder dat iemand er last van heeft, die geef je toch niet op?

*Op twee kleine tijdelijke verplaatsingen na; waarover later meer…
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is column 8 in de serie We moeten hier weg.

Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.