We moeten hier weg VI: Stukje Historie 1

Ook al zien gemeentes ze nog altijd liever gaan dan komen (of blijven), het is niet meer zo erg als begin twintigste eeuw toen woonbootbewoners een “maatschappelijk euvel” heetten, beschonken landlopers die de brave burgers belaagden en moesten worden aangepakt en opgepakt.
Het is 1903 als Prof. Mr. Jacob Domela Nieuwenhuis, telg uit het beroemde domineesgeslacht, de opdracht krijgt tot vorming van de ‘Staatscommissie inzake Bedelarij en Landlooperij, Woonwagens en Woonschepen, Habitueele Dronkenschap’, ter voorbereiding van een wet die het maatschappelijk euvel bij de wortel moet uitroeien.*1
Vier jaar later zoeken Jacob & co. nog altijd vergeefs naar harde bewijzen voor het algemeen heersende negatieve beeld van bootbewoners.
Er wordt dan niet geconcludeerd dat er geen grond voor zo’n wet is.
Nee, in 1911 gaat het onderzoek gewoon in de herhaling. Dit keer met een focus op leefomstandigheden in vierkante meters, de overdracht van besmettelijke ziektes, inkomen, naleving van de wet op de leerplicht en bovenal: drankgebruik.
En? Opnieuw geen hard bewijs.
In plaats van blij te zijn, bedenkt de staatscommissie dat de lokale Bromsnorren vanwege de onvastheid van de onderzoeksobjecten geen goed beeld hebben kunnen krijgen van vooral die notoire drankzucht. *2
En dus komt de Wet op de Woonwagens en Woonschepen er op 26 juli 1918 gewoon zoals gepland.
Na vijftien jaar kan er eindelijk geproost worden op deze superhandige registratietool.
Hoewel? Juist dankzij deze landelijke wet die weliswaar regels stelt aan woonschepen, maar ze niet verbiedt, kan geen enkele waterrijke gemeente nog waterbewoners weren. Vooral in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Groningen stromen de aanvragen voor ligplaatsen binnen, die vanwege de torenhoge woningnood knarsetandend worden ingewilligd. De volgende tien jaar stijgt het aantal woonschepen explosief.
Oeps.
De wet heeft zich als een boemerang gekeerd tegen de gemeentes en hun wens om drijvende burgers te verdrijven.
Toch maken de ambtenaren zich ook weer niet echt zorgen. Immers, wonen op het water is vanwege de woningnood een tijdelijk verschijnsel dat vanzelf verdwijnt zodra er voldoende heipalen de grond in zijn gestampt voor nieuwe woonwijken.
Wordt vervolgd…
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

*1 Zie De Wet Woonwagens en Woonschepen van 1918.
*2 Bromsnor is de plaatselijke politieagent die altijd jaagt op Swiebertje, de landloper in de naar hem genoemde serie uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.

Dit is column 6 in de serie We moeten hier weg.

Niet alleen de Amsterdamse huizen, ook de ruim 600 kilometer aan kades die door de stad cirkelen en haar definiëren, is gebouwd op palen. Zo’n 200 kilometer daarvan staat op instorten en moet de komende zes jaar vanaf de waterkant volledig worden vernieuwd. Met als gevolg een ware volksverhuizing van de eraan aangemeerde waterwoningen.
Eén daarvan is mijn woonark waarop ik al twintig jaar woon met mijn gezin. De meeste van mijn drijvende buren liggen zelfs al ruim dertig jaar aan ‘onze’ kade. Waar we voor de duur van twee jaar heen gaan, hoe dat zal gaan, en wat er met mijn moesvlot gaat gebeuren waarop jaarlijks minimaal twee eendennesten huizen, weten we nog niet.
Een ingrijpende kadevernieuwing die geen Amsterdammer zal ontgaan. Al was het maar omdat er vanwege de werkzaamheden omgefietst zal moeten worden.