Leven in lockdown XXXVIII: Een stukje Herman

Dus ik zette mijn lockdown-Herman op Facebook met de mededeling dat ik 375 van mijn allerbeste vrienden zocht om hem mee te delen. Ik wil niet zeggen dat er zich meteen – of zelfs op enig moment – 375 meldden, maar er replyden en DM-den me toch aardig wat die t.z.t. wel een stukje Herman wilden.
Goed om te weten dat ik vrienden heb. Zeker nu. Toch mooi zo’n kettingdesem mijmerde ik gelukzalig, terwijl ik Herman nog eens over z’n dekseltje aaide.
Hoe ik in lockdowntijden de desemstarters überhaupt in Appingedam of Maaseik zou krijgen, was van later zorg.
Maar intussen zat ik dus eigenlijk met een soort onwillige puppy. Wel eten, niet groeien. Wat ik ook deed – extra dekentje, nieuwe speeltjes, aaien, vriendelijk toespreken – Herman slokte zijn voeding naar binnen, rekte zich wat uit, om vervolgens weer comfortabel in te zakken als een oude uitgewoonde stoel.
Allengs groeide bij mij de prestatiedruk. Ik móest leveren om al die net geen 375 FB-vrienden niet teleur te stellen. Als een steeds scherper zwaard van Damocles bungelde hun aanstaande afwijzing boven mijn hoofd.
Het Groot Persoonlijk Onheil leek onafwendbaar.
Precies híerom deed ik dus nooit mee met kettingbrieven…
Herman heb ik de wacht aangezegd. Lockdown of niet.

Deze column is een vervolg op Het kettingdeeg.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020