Dit weekend is ze uitgerekend. Onze vloteend, die al weken samen met ons in intelligente lockdown zit. Hoewel zij en haar lover nog elke dag vrolijk ‘s avonds laat de hort op gaan, de eieren onder het zelf gefröbelde donzen dekbedje moederziel alleen achterlatend.
Waar de twee zo laat naartoe vertrekken? Ik stel me graag voor dat ze even ergens gaan eten, intussen de dag doornemend:
“Wat heb jij gedaan?”
“Op de eieren gezeten.”
Zoals wijzelf ook ’s avonds laat een wandeling over de verlaten grachten maken om bij te praten.
“Wat heb jij gedaan?”
“Duitse naamvallen.”
Zaterdagochtend bij het opstaan is ze geprikkeld en extreem alert. Waarom, wordt duidelijk als het eerste brutale kopje onder haar gevederde bomberjack uit piept. Gevolgd door nog één. En nog één. De aanvankelijke angstige houding van het groeiend aantal gesnavelde donsballetjes maakt al snel plaats voor nieuwsgierigheid. Moeder heeft steeds meer moeite de muitende meute onder haar vleugels te houden. Maar ze wacht tot alle eieren gebroken zijn.
De eerstelingen wagen zich al ketend steeds verder van mama vandaan, de springplank op die speciaal voor hen werd aangelegd na hartverscheurende lessen uit het verleden.
Dan rijst de moederkloek op uit de plantenbak om als eerste in het water te springen, blindelings gevolgd door het hele juniorenelftal.
Klaar voor het leven.
Wordt vervolgd…
Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020