De Coronajaren XX: Eieren in lockdown

De Coronajaren XX: Eieren in lockdown

Paasochtend 2021. Terwijl er voor deze tweede lockdownviering eieren bij ons in de steelpan liggen, houdt de mogelijk genderfluïde eend op mijn vlot zeker dertien eieren in lockdown. Volgens onze berekeningen zal het nog pakweg drie weken duren voordat de kuikentjes uit hun schaal breken. Tenminste, als het klopt dat de “echte moeder” zo’n week geleden haar laatste dropping in het nest deed toen genderfluid mum even voor haar inschikte.
Onze angst is alleen dat de surrogaatmoeder de hele broedcyclus in de war heeft geschopt door te vroeg te gaan broeden, waardoor niet alle eieren tegelijk zullen uitkomen. Met alle gevaren en gevolgen voor de pulletjes van dien.
Ook de “echte moeder” zit daar ogenschijnlijk mee. Nog regelmatig komt ze met haar vent de bizarre situatie in ogenschouw nemen. Zo ook vanochtend. Ditmaal blijft het niet bij een snelle inschatting, waarna het ouderpaar weer afdruipt. Het duo lijkt vastberadener. Zelfs vader, die meestal nogal lapswanzig op de achtergrond drijft. Als hij plots op het vlot springt, denken wij even dat het nu dan toch matten gaat worden op deze vredige paaszondag. Intussen probeert moeder opnieuw andere plantenbakken uit. Met haar oranje snavel trekt ze wat blaadjes van takken en poogt ze halfslachtig een kuil te graven, maar uiteindelijk bevredigt dit haar kennelijk niet voldoende.
Háár eieren liggen immers in die ene, onbereikbare lavendelbak. Elk ander nest is slechts surrogaat.
Geheel in de geest van de wederopgestane Heiland werpen de twee uiteindelijk alleen een lankmoedige blik op de genderfluïde broeder vóór ze het vlot afspringen en verder zwemmen. Het lot van hun kinderen in haar/zijn handen leggend.

PS De mogelijkheid bestaat ook nog altijd dat de eieren van twee moeders afkomstig zijn en dat de ene, wellicht zelfs de dochter van de andere, al wél klaar was met leggen en dus voor haar eigen nageslacht op tijd begon met broeden.

Wordt vervolgd?


Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
(foto: de zeker 13 eieren in het bewuste nest toen de mogelijk genderfluïde moeder even een frisse neus aan het halen was)

Dit is deel 20 in de reeks De Coronajaren en deel 5 in de serie over het eendennest op mijn vlot. De eerdere delen vind je hierhierhier en hier.

De Coronajaren XIX: De BijbelBelt-bordjes

De Coronajaren XIX: De BijbelBelt-bordjes

Voor alweer de tweede paasbrunch in lockdown wil mijn dochter de tafel dekken met de klederdrachtbordjes. De wit-met-blauwe borden zijn een erfenis uit mijn kindertijd, ooit bij elkaar gespaard met BlueBand-punten.
Ze heten bij ons de “BijbelBelt-bordjes”, omdat de afgebeelde klederdrachten veelal afkomstig zijn uit de bevindelijk gereformeerde gemeenten die in een strook van pakweg Zeeland naar Overijssel liggen.
Waren wij thuis in mijn ogen zwaar gereformeerd, vergeleken met die dorpen ging het toch echt om een vorm van refo-light. Zo waren ik, mijn broers en zussen gevaccineerd. Dit in tegenstelling tot de kinderen uit deze Bible Belt, of ook wel RefoBand, die bovendien nog in lokale klederdracht rondliepen. In elk geval op zon- en christelijke feestdagen.
Alleen al zulke kleren te moeten dragen leek mij als klein kind een beproeving waarbij vergeleken die van de bijbelse Job kinderspel was.
Toen er begin jaren zeventig een polio-uitbraak was in Staphorst, een van de BijbelBelt-dorpen, raakten er door dit dodelijke virus 39 niet-ingeënte kinderen verlamd en stierven er vijf. Dit alles onder het oog van de plaatselijke dominee die zonder blikken of blozen voor het achtuurjournaal verkondigde dat niemand op de stoel van God mocht gaan zitten en de levensreddende vaccinaties daarom het werk van de duivel waren.
Ik kon daar als klein kind niet bij. Werden de getroffen leeftijdsgenootjes niet juist door God gestraft, terwijl ze gehoorzaam waren aan Zijn bij monde van de dominee uitgesproken wil? Ze waren immers niet ingeënt?
In die dagen deed ik telkens een stoelendans rond de eettafel om maar niet bij het Staphorst-bord te hoeven zitten, uit vrees dat ik op de een of andere manier toch met polio besmet zou kunnen raken als ik ervan at.
Toen ik laatst hoorde hoe de bevindelijke dominee uit Urk de coronaregels aan zijn laars lapte en vijfhonderd gelovigen in zijn kerk verwelkomde, omdat het lot van hen nu eenmaal exclusief in de handen van God ligt, werd ik plots decennia teruggeworpen in de tijd.
Voordat mijn dochter de BibleBelt-borden op tafel zet, check ik of er een van Urk tussen zit.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 19 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren XVII: Kwaaknieuws

De Coronajaren XVII: Kwaaknieuws

Reporter: ‘Goedemorgen, Kwaaknieuws. Mag ik u iets vragen?’
Eend: ‘Nee.’
R: ‘Er gaan geruchten dat u-’
E: ‘Ik zei “nee”.’
R: ‘Morgen verschijnt er een groot stuk in Kwaaknieuws. Met of zonder uw toestemming. Ik geef u de kans om uw kant van het verhaal te vertellen.’
E: ‘Er is geen verhaal. Laat me met rust.’
R: ‘Wilt u niet dat de waarheid wordt verteld?’
E: ‘Ik wil in alle rust m’n eieren uitbroeden. Dat wil ik.’
R: ‘Dat begrijp ik. Daar gaat het hier ook om. Het schijnt dat u-’
E: ‘Het schijnt dat jij een dove kwartel bent. Dan zeg ik het wat harder: Rot op!’
R: ‘Ik zie dat u een gele snavel heeft en een witte kraag. Hebben niet alleen woerden dat?’
E: ‘Gij zegt het.’
R: ‘Wij hebben er een stadsecoloog bijgehaald en die bevestigt dat vrouwtjeseenden een oranje snavel hebben en woerden-’
E: ‘Wat is je punt?’
R: ‘Heeft u dit nest geroofd? Bent u een kraker?’
E: ‘Ik ben een kwaker. En ik heb hier geen tijd voor. Ik moet m’n eieren omdraaien.’
R: ‘Ik wil best geloven dat het uw eieren zijn, maar bent u de moeder of de vader? Of wellicht de dochter?’
E: ‘Nou moet jij eens even goed luisteren: al ben ik de opa, wat doet het er toe als deze pulletjes maar gezond en veilig op de wereld komen?’
R [noteert sensatiebelust]: ‘Aha, dus u bent de opa? Vandaar uw vale kleuren en schriele lijf.’
E [draait zuchtend de eieren, met de rug naar de reporter toe]: ‘Whatever.’
R: ‘Waar is de moeder? Ik heb gehoord dat zij elke ochtend tevergeefs komt kijken of ze op haar eigen nest kan. Dat ze zelfs een paar keer bovenop u is gesprongen, omdat ze echt haar ei kwijt móest.’
E [trekt met de gele snavel donsjes uit het lijf en schikt die zorgvuldig op het nest]: ‘Ik herken mij hier niet in. [mompelend] Coronalijer.’

Wordt vervolgd?

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 17 in de reeks De Coronajaren en deel 4 in de serie over het eendennest op mijn vlot. De eerdere delen vind je hier, hier en hier.

De Coronajaren XVI: De fuik

De Coronajaren XVI: De fuik

Meerkoet 1: ‘Zo, het was me het weekendje wel.’
Meerkoet 2: ‘Heb je de eenden weer lopen opjagen? Laat ze toch eens met rust. Vrijheid blijheid.’
1 [verontwaardigd]: ‘Ik heb niks gedaan.’
2 [sceptisch]: ‘Jaja, dat ken ik.’
1: ‘Echt. Al zou ik hebben gewild. Een spektakel hier, man.’
2 [argwanend]: ‘Wat dan? De groene halsbandparkieten zeker weer?’
1: ‘Niet in het water, op de kant. Veertienhonderd van die, hoe heten die vogels ook alweer, mensen liepen hier bovenop elkaar over de brug de kade op. Zingend, joelend, filmend.’
2: ‘Ga weg, veertienhonderd? Dat kan die kade toch helemaal niet hebben? Die is hartstikke verzakt.’
1: ‘En achter hen aan heel veel busjes vol groen-met-zwarte types met schilden en mondkapjes die de kade vervolgens gingen blokkeren.’
2: ‘Waarvoor dan?’
1 [rolt met de ogen]: ‘Ze hebben het me niet verteld.’
2: ‘Eng, man! Was je niet bang voor je nest? Zoiets loopt meestal gierend uit de klauwen.’
1: ‘Doosbang. In gedachten zag ik de fietsen, stoeptegels en plantenpotten al op mijn nest belanden. Maar niks. Zingen, daar bleef het vooral bij.’
2: ‘Wat zongen ze dan?’
1: ‘Eerst “Liefde, vrijheid, geen dictatuur”. En later op de middag “Zij gelooft in mij” en “A little less conversation, a little more action”. Toen werd er ook gedanst.’
2: ‘Waarom liepen ze niet gewoon door?’
1: ‘Omdat aan het andere eind van de kade ook groen-met-zwarte types met schilden en mondkapjes stonden om hen tegen te houden.’
2: ‘Een soort eendenfuik? Maar dan voor mensen?’
1: ‘Daar leek het veel op. Ze stonden daar niet vrijwillig urenlang in de kou hun plas op te houden, tot ze het maar op de kade lieten lopen… Ze konden geen kant op. Behalve het water in. Wat sommigen ook deden.’
2: ‘Ons water!?’
1: ‘Ja, je hebt echt wat gemist.’
2: ‘En hoe liep het af dan?’
1: ‘Na uren werden ze in grote bussen weggereden. En dat was dat.’

Op zaterdag 20 maart 2021 werd een groep van zo’n 1400 demonstranten door de politie van het Amsterdamse Museumplein verjaagd en in een fuik geleid op de Leidsekade, waar zij – en daardoor ook alle kadebewoners – urenlang zijn vastgehouden.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 16 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren XV: Stempret

De Coronajaren XV: Stempret

Buurman 1 [stopt een vuilniszak in de container]: ‘Waarom ik denk dat jongeren massaal zijn gaan stemmen?’
Buurman 2 [houdt een vuilniszak vast]: ‘Is toch opvallend, niet dan?’
1: ‘Die vervelen zich kapot, man! Zelfs stemmen is nu een uitje.’
2: ‘Denk je?’
1: ‘Het is net als je vakantie plannen: eerst ga je bedenken op wie je gaat stemmen en online programma’s vergelijken. Allemaal “vakantievoorpret”.’
2: ‘Ik betwijfel of dat is gebeurd.’
1: ‘Misschien niet. Maar de volgende fase is zeker niet overgeslagen.’
2: ‘Welke?’
1: ‘De stemlocatie uitzoeken. Bij een van die cultuurhuizen naar binnen stappen voelt als een exotische vakantie nu ze al maanden dicht zijn. Ik weet zeker dat er lang over gedubd is: stemmen vanaf je fiets bij de RAI, of toch naar Lola Luid?’
2: ‘Maar hoe lang duurt dat stemmen helemaal?’
1: ‘Dat maakt voor die TikTok-generatie niks uit. Zo’n filmpje duurt ook maar een paar seconden.’
2: ‘Zit wat in.’
1: ‘Dan de grote vraag: wat trek ik aan? Eindelijk weer eens een gelegenheid om iets anders dan die eeuwige joggingbroek te dragen.’
[2 zwijgt en kijkt naar z’n eigen joggingbroek]
1: ‘Vervolgens nemen ze een vakantieselfie in het stemhokje, maken een vakantiefilmpje van de wachtrij, het décor, whatever. De Tolhuistuin had zelfs een silent disco en een photo booth. I rest my case.’
2: ‘Slim.’
1: ‘En dat wordt gepost alsof ze op microvakantie waren.’
2 [lacht]: ‘Microvakantie?’
1 [knikt]: ‘Volgt de napret. De jaloerse commentaren: “Was jij in de Melkweg? Cool!”’
2: ‘Ik was gewoon om de hoek, in het bejaardentehuis.’
1 [schudt medelijdend het hoofd]: ‘Jij bent dan ook overduidelijk geen jongere. Tot slot het vakantiesouvenir: het rode potlood. Massaal meegenomen als tastbare herinnering aan de microvakantie.’
2: ‘Om op Marktplaats te verkopen, bedoel je.’
1 [geïrriteerd]: ‘Ook goed.’
2 [nadenkend, terwijl hij de vuilniszak in de container werpt]: ‘Ik voel wel wat je bedoelt. Ik moet dus iets verzinnen waardoor die pubers van mij de vuilniszak buiten zetten gaan zien als een microvakantie…’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
(Foto: stemlocatie De Melkweg, de kleine zaal, Amsterdam)

Dit is deel 15 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren XIV: Fake it till you break them

De Coronajaren XIV: Fake it till you break them

Vriendin 1: ‘De natuur is volledig in de war. En ik ook.’
Vriendin 2: ‘Even kijken: één nest, twee vrouwtjes, waarvan er een waarschijnlijk een mannetje is. Ja?’
1: ‘Vrouwtjes hebben een oranje snavel, mannetjes een gele. Volgens Wiki. Deze heeft een vaalgele, is sowieso vaal en heeft een andere bouw. Niet rond en vol, maar schriel.’
2: ‘Maar met het gedrag van een vrouwtje?’
1 [knikt]: ‘Zit op het nest, trekt de lavendel aan gort om de eieren te bedekken en draait ze eens in de zoveel tijd netjes om. Precies volgens het boekje Eieren leggen voor dummies.
2: ‘Eieren die waarschijnlijk niet van haar/hem zijn.’
1: ‘Yep.’
2 [lacht]: ‘Fake it till you break them!’
1: ‘Lach er maar om.’
2: ‘Sorry. Hoe reageert die andere eend, zeg maar “de moeder”? Die moet toch gek worden van deze nestroof.’
1: ‘Ze nemen nu elk hun eigen mannetje mee om de ander het nest uit te intimideren.’
2: ‘Oók de faker?’
1: ‘Ja. Het ventje met z’n metallic groene kop en felgele snavel denkt waarschijnlijk dat-ie met “haar” kuikentjes gaat krijgen, de schat… Viel zeker op haar jongensachtige uiterlijk?’
2 [beledigd]: ‘En ik mocht er niet om lachen! Maar wat doen ze dan?’
1: ‘Dicht bij die ander in de buurt gaan zitten en een staarwedstijdje beginnen.’
2: ‘En dat werkt?’
1: ‘Dat is dus interessant. De “echte” geeft voortijdig op. Net als bij koning Salomon in de bijbel lijkt ze de eieren aan de ander te gunnen als die zo een grotere kans van overleven hebben.’
2 [cynisch]: ‘Ja hoor, dahag!’
1: ‘Maar misschien heb ik wel te veel soaps geschreven in mijn leven.’

Wordt vervolgd?

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021
(Op de foto: de “faker”)

Dit is deel 14 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren XIII: Avondklok

De Coronajaren XIII: Avondklok

Vriend 1 [op een buitenbank met een Coca Cola-flesje vol Glühwein]: ‘Niet zo negatief. Het heeft ook voordelen.’
Vriend 2 [nippend van de Glühwein]: ‘Welke dan?’
1: ‘De visite blijft niet eindeloos plakken terwijl jij eigenlijk allang naar bed had gewild.’
2: ‘Loser.’
1: ‘En de tijd dat er alcohol vloeit is beperkt.’
2: ‘En het voordeel daarvan is…?’
1: ‘Dat als het bezoek uiterlijk kwart voor negen de deur uit is, je nog fris genoeg bent om een boek te lezen, bijvoorbeeld.’
2: ‘En dat vind jij een voordeel?’
1: ‘Jij dus niet.’
2: ‘Ik wil juist onbezorgd dronken worden, zonder te moeten denken aan al die burgertruttige regeltjes en betuttelingen.’
1: ‘Wat is daar leuk aan?’
2: ‘Dat je voelt dat je lééft.’
1: ‘Jaja.’
2: ‘Ik wil bezoeken die uit de hand lopen. Waar de waarheid keihard over tafel gaat omdat iedereen teveel op heeft. Ik wil ruzies die diep in de nacht weer even gepassioneerd worden bijgelegd als ze ontstonden. Ik wil… ik wil… gewoon m’n kroegleven terug.’
1: ‘Eruit getrapt worden vanwege je losse handjes?’
[2 zwijgt]
1: ‘De volgende ochtend niet meer weten wie je allemaal hebt beledigd en waarmee?’
2: ‘Nou ja…’
1: ‘Met een gat in je hoofd en een gescheurd T-shirt ergens in een goot wakker worden en niet weten hoe je daar terecht bent gekomen?’
2 [nukkig]: ‘Da’s misschien één keer gebeurd.’
1: ‘Ik denk dat die avondklok jouw redding is. Kun je eindelijk dat boek schrijven waarmee je me in je dronken buien al eeuwen lastigvalt.’
2 [kwaad]: ‘Dus zo denk jij over mij? Jij vindt mij een loser. Iemand die niks voor elkaar krijgt, hè? Eindelijk komt hier de waarheid boven tafel!’
1: ‘En dat mét avondklok.’
[staat op]
1: ‘Jij nog een Glühwein om het af te leren?’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 13 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren XI: Kapplicht

De Coronajaren XI: Kapplicht

Klant 1 [kijkt goedkeurend om zich heen]: ‘Wow, ziet er Corona-proof uit met die spatschermen tussen de stoelen.’
Kapper: ‘Het heeft in ieder geval niet aan ons gelegen als we weer drie maanden dicht moeten.’
Klant 1: ‘Please, dat overleeft mijn haar niet nog een keer.’
Kapper [voelt aan haar haar en lacht]: ‘Inderdaad.’
Oudere Klant 2 komt binnen: ‘Goeiemorgen. Wat fijn dat jullie weer open zijn!’
Kapper: ‘Ja, hè? Ik dank premier Rutte elke morgen op mijn knietjes.’
Klant 2 [trekt jas uit]: ‘Snap ik. Vind je het goed als ik geen mondkapje draag?’
Kapper [verbaasd]: ‘Nou, eh…’
Klant 2 [loopt door]: ‘Oké?’
Kapper: ‘Wij moeten ons aan de regels houden. Het is de wet.’
Klant 2: ‘Ja, weet ik wel. Ik heb zelf ook een winkel, hoor. Maar vind je het goed?’
Kapper: ‘Wij mogen u niet bedienen zonder mondkapje.’
Klant 2: ‘Bij die andere kapper mocht het wel.’
Kapper: ‘Tja…’
Klant 2: ‘Ik heb er niet eens een bij me, dus… Vind je het erg?’
[Kapper is beduusd]
Klant 1: ‘Het is niet alleen aan de kapper om hierover te beslissen. Ik vind het in ieder geval niet goed.’
Klant 2: ‘Pardon?’
Klant 1: ‘U speelt ook met mijn gezondheid. En daar heb ik net zo goed iets over te zeggen.’
Klant 2: ‘Dan moet ik dus eerst naar huis om er één op te halen?’
Klant 1: ‘Tja, hoe lang bestaat die mondkapjesplicht nu al? O ja, ruim drie maanden!’
Kapper [gehaast]: ‘Ik heb wel een mondkapje voor u.’
Klant 1: ‘En anders ik wel.’
[Klant 2 krijgt twee mondkapjes aangereikt en neemt er één aan]
Kapper [ opgelucht]: ‘Koffie?’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 11 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren X: Familieruzie?

De Coronajaren X: Familieruzie?

Moeder via Facetime: ‘Dus jouw eend heeft corona? Het moet niet gekker worden.’
Dochter via Facetime [zucht]: ‘Nee, je luistert niet.’
M: ‘Jij zegt net-’
D: ‘Dat “mijn” eend een coronaslachtoffer is. Da’s iets anders.’
M: ‘Hoe dan?’
D: ‘Dankzij het virus was er nauwelijks verkeer in de grachten. Heerlijk, maar daardoor hebben veel meer watervogels het overleefd.’
M: ‘Klinkt niet als slachtoffers.’
D [negeert moeder]: ‘En nu zijn er dus teveel watervogels voor de hoeveelheid water. Vooral meerkoeten.’
M: ‘De coronawinnaars?’
D: ‘En die meerkoeten zijn nu hun veel te krappe territorium op bloedige wijze aan het verdedigen. Tegen elkaar, maar dus ook tegen “mijn” eend.’
M: ‘Ah.’
D: ‘Dus “mijn” eend, die al jaren haar nest maakt op mijn vlot, komt samen met haar kerel van dit seizoen weer de lavendelbak inspecteren. Precies zoals vorige lente en alle lentes daarvoor.’
M: ‘Schattig toch?’
D: ‘Eerst een paar keer de condities van het nest checken. Dan proefzitten. En dat allemaal terwijl pa in de buurt rondzwemt om eventueel gevaar af te wenden.’
M: ‘Ik voel een “maar” aankomen.’
D: ‘Ja, want die playboy kan zelfs dat niet.’
M: ‘Hm.’
D: ‘Elke keer worden ze belaagd door zo’n militante meerkoet die op bloed uit is. En wie gaat er als eerste vandoor?’
M [geërgerd]: ‘Mannen! En nu?’
D: ‘Is het drama compleet. Want nu zit er een andere eend op ma’s nest mijn lavendel te slopen. Ik vermoed zelfs haar bloedeigen dochter!’
M: ‘Ach, een familieruzie? Corona maakt meer kapot dan je lief is…’

Wordt vervolgd?

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 10 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren IX: Dát!

De Coronajaren IX: Dát!

Renmaatje 1: ‘Ik woon toch niet voor niks in de stad?’
Renmaatje 2: ‘Niet voor niks, nee.’
1: ‘Dan had ik net zo goed in een dorp kunnen gaan wonen. Toch? Had ik veel meer vierkante meters gehad, een tuin, waarschijnlijk een achterom, een garage, rust én een panoramisch uitzicht.’
2: ‘Ja, als je het zo stelt…’
1: ‘Geen toeristenoverlast. Niet elke week wel ergens rellen en vernielingen. Geen meeuwen, honden en ratten die de vuilniszakken openbijten en de inhoud over straat verspreiden.’
2: ‘Nee.’
1: ‘Maar daar heb ik allemaal niet voor gekozen.’
2: ‘Nee.’
1: ‘Bewust.’
2: ‘Nee. Eh- ja?’
1: ‘Ik wilde in de stad wonen. Op kruipafstand van alles: theaters, bioscopen, concertzalen, restaurants, cafés, clubs… En winkels. Elke winkel die ik maar nodig heb of ooit nodig denk te hebben, zit letterlijk bij mij om de hoek.’
2: ‘Ja, is ook wat voor te zeggen.’
1: ‘Dat die theaters en horeca nu al maanden no-go areas zijn, is heel zwaar.’
2: ‘Ja, zwaar.’
1: ‘Avondklok: ook niet mis.’
2: ‘Niet mis, nee.’
1: ‘Maar dat ik als ik een nieuwe jeans nodig heb, die ik normaal deskundig begeleid door het vriendelijke winkelpersoneel over de brug rechtsaf ga passen en kopen, nu online moet bestellen. Dat-ie dan vanuit Tsjechië of all places moet worden opgestuurd, vervolgens door een pakketbezorger aan mijn deur moet worden afgeleverd, waarvoor ik bezorgkosten moet neertellen. Dat ik dan de jeans pas en hij tegenvalt, omdat een plaatje nooit hetzelfde is als passen, voelen, kijken. Dat ik hem dan weer in de doos moet stoppen en of all places naar Tsjechië terug moet sturen. Dat ik daarvoor naar het wegbrengpunt moet lopen-’
2: ‘Verzendpunt.’
1 [verstoord]: ‘Verzendpunt dat fuckin’ náást mijn jeanswinkel zit waar ik niet binnen mag vanwege besmettingsgevaar. Maar dat ik wél een kwartier in de rij voor dit afleverloket mag staan. En dat ik daar dan niet meteen ook een ansichtkaart mag kopen voor mijn tante die Covid heeft. Een kaart die ik achter het amateuristisch gespannen rood-witte politielint notabene kan aanraken. Maar dat ik daarvoor dan weer online moet. En dat de bezorger die kaart dan dus bij mij komt afleveren, terwijl hij naar m’n tante moet. Dát. [zwaar gefrustreerd] Dát!!’
2: ‘Rustig maar. De winkels mogen volgende week weer een soort van heel klein beetje open. Op afspraak. En met allerlei beperkingen.’
1 [snikt]: ‘Dat… Dat…’
2 [checkt ongeduldig de tijd op z’n smartphone]: ‘Gaat-ie weer? Ik moet zo naar huis. Ik verwacht een pakje.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 9 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren VII: Grumpy Old Men

De Coronajaren VII: Grumpy Old Men

Grumpy Old Man 1: ‘Wat een soap.’
Grumpy Old Man 2: ‘Vol tweederangs soapies.’
1: ‘Dat die wraakengel roept dat Nederland bevrijd is omdat de avondklok werd verboden.’
2 [boos]: ‘Een gotspe!’
1: ‘Nederland is geen rechtsstaat, behalve als hij gelijk krijgt. Dan ineens toch wel. Puur Trumpisme.’
2 [gniffelt]: ‘Zijn juridische handlanger heeft ook wel iets weg van Giuliani. Net zo’n permanent verontwaardigd hoofd. Alleen met haar.’
1 [gniffelt nu ook]: ‘Die rechter was trouwens ook niet mis. Koketteren met je digibetie is wel erg 1999.’
2: ‘Ze wist zelfs nauwelijks hoe de microfoon werkte. Terwijl ze toch klonk of ze de uitvinding ervan nog heeft meegemaakt.’ [lacht besmuikt]
1[grimlachend]: ‘Net als jij?’
[weer neutraal]: ‘En dan tot twee keer toe “Viruswaanzin” stamelen.’
2: ‘Kom op, zo heette die club eerst toch ook? Da’s net als Prince die woedend werd wanneer iemand z’n nieuwe naam “TAFKAP” niet meteen paraat had. En wie kan nog bijhouden hoe Kanye West tegenwoordig heet? Zíj vast niet.’ [schaterlacht]
1 [nadenkend]: ‘“Ye”? Of is dat ook alweer achterhaald?’
[plots samenzweerderig]: ‘Die landsadvocaat dan? Met z’n vuurrode appelwangetjes en gehakkel. Wist z’n mammie wel waar-ie uithing?’
2: ‘Dat zeg ik: één grote soap.’
1: ‘Nee, dat zei ik.’
2: ‘Jij? Ken jij dat woord dan?’ [proest]
1 [negeert boos zijn buurman]: ‘En die avondklok is nou juist de enige maatregel die vrijwel niemand extra treft: we mochten toch al nergens heen en niks doen… Hoelang zitten jij en ik hier nou al met elkaar opgescheept in dit holle theater?’
2: ‘Levenslang?’ [schatert]
1 [negeert 1 opnieuw]: ‘En iedereen die na negenen wél iets moet, krijgt ontheffing. Welkom in de polder.’
2 [complotterig]: ‘Mevrouw had zo’n ontheffingsbriefje al in d’r toga zitten, hè?’
1 [knikt veelbetekenend]: ‘Wie ook lekker op dreef was: Van Dissel. Met z’n computermodellen die ineens een even grote afwijkingsmarge blijken te hebben als de gemiddelde weerkaart. Het zou vandaag droog blijven. En kijk: het plenst. Nou híj weer.’

Op dinsdag 16 februari 2021 besliste de voorzieningenrechter dat de avondklok per direct moest worden opgeheven. De Staat ging hiertegen in hoger beroep en verzocht de rechtbank om nog diezelfde middag de afschaffing op te schorten tot de uitspraak in het hoger beroep op vrijdag. De Grumpy Old Men (van The Muppet Show) refereren naar de live streaming van die tweede rechtszitting van dinsdag.
Meningen opgetekend in deze dialoog zijn uitsluitend die van de Grumpy Old Men en niet die van, noch de verantwoordelijkheid van, de beheerder/auteur van deze website.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 7 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren VI: Sneeuw-21

De Coronajaren VI: Sneeuw-21

‘Ik ben zo godsgruwelijk blij met die sneeuw.’
[verbaasd]: ‘Jij? Ik dacht dat je niet van sneeuw hield.’
‘Ik háát sneeuw.’
‘Maar je zei net-?’
‘De eerste dag vind ik het nog wel oké. Even een paar leuke postjes plaatsen op Instagram: prima. Maar daarna ben ik er alweer zo klaar mee. Dan wil ik gewoon weer kunnen fietsen en lopen zonder telkens bijna op m’n bek te gaan.’
‘Ik begrijp het even niet meer.’
‘Je weet toch dat ik sneeuw haat? Altijd al gedaan. Gelukkig wordt het steeds zeldzamer. Thank God for klimaatverandering.’
‘Maar wat zei je dan net?’
‘Dat ik zo blij ben dat mensen het nu al dagen over de sneeuw hebben in plaats van over… dat virus. Man, wat een opluchting.’
‘Heel verfrissend, inderdaad.’
‘Je zou bijna gaan wensen dat die sneeuw nog even blijft liggen, ware het niet dat ik, nou ja, wat ik net dus zei.’
[lachend]: ‘En dat uit jouw mond!’
‘Zo’n ongelofelijke bevrijding na maandenlang opgesloten te hebben gezeten in steeds weer diezelfde conversatie. Groundhog Day is er peanuts bij.’
‘Ja, daar sneeuwde het ook flink.’
‘Het voelt als vakantie. Alsof je ergens bent waar de mensen om je heen een vreemde taal spreken. En daarin komt dat hele woord niet voor.’
‘Noch “vaccinaties”, “besmettingen”, “mutaties”-’
[negeert de opmerking]: ‘Geen sneeuwvrij maar even virusvrij. In gesprekken, dan hè? [wijst] Doe je mondkapje ‘es goed.’
[het mondkapje verschikkend]: ‘Is het je trouwens opgevallen dat een sneeuwvlok qua vorm veel weg heeft van het Corona-virus? Ook met van die kroontjes op de uiteinden. Als je de emoji moet geloven.’
[zuchtend]: ‘De vakantie is kennelijk alweer voorbij…’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 6 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren V: ABBA

De Coronajaren V: ABBA

Vriendin 1: ‘Waar precies?’
Vriendin 2: ‘Op de hoek. Boven dat cafeetje.’
1: ‘O daar? Sorry, ga verder.’
2: ‘Oké. We deden dus ons pre-avondklokloopje over de doodstille gracht, toen we op de terugweg ineens snoeiharde muziek hoorden.’
1: ‘Klassiek? Jazz?’
2: ‘ABBA.’
1: ‘Nummer?’
2: ‘Iets bombastisch. We konden niet op de titel komen. Wij het naderhand nog door de telefoon voorneuriën aan de enige ABBA-fan die we kennen.’ [lacht]
1 [gretig]: ‘Doe ‘s bij mij?’
[2 begint te neuriën. 1 luistert, maar heeft geen idee]
2: ‘Lay all your love on me. Maar, doet er niet toe. Die muziektsunami over de nu al bijna een jaar totaal doodse gracht: mindblowing.’
1 [nadenkend]: ‘Bijna een jaar alweer, ja.’
2: ‘Ik dacht eerst dat het uit een auto kwam. Maar het kwam van boven.’
[1 kijkt onwillekeurig omhoog]
2: ‘Ineens zag ik ze: een jongen en een meisje voor de opengeslagen deuren van die grote pakhuiszolder. Ze gingen helemaal uit hun dak op ABBA.’
1: ‘Met z’n tweeën? Weet je zeker dat de rest niet stiekem achterin stond te dansen?’
2: ‘Coronafeestje? Dacht ik ook meteen. Die zijn de politie aan het uitdagen, zoiets. Maar nee. De zolder was helverlicht: er was verder niemand.’
1: ‘Feestje voor twee?’
2 [twijfelt]: ‘Dat dan ook weer niet helemaal. De geluidsboxen waren naar buiten gericht. ABBA werd bewust over de muisstille avond uitgestort.’
1: ‘Bewust?’
2: ‘Twee toevallige wandelaars begonnen spontaan mee te dansen, onder de lantaarnpaal. Met een onbekommerdheid die ik ook al bijna een jaar niet meer had gezien.’
1 [enthousiast]: ‘Dus jij ook meteen meedoen!’
2 [lijkt het niet te horen]: ‘Het begon zachtjes te regenen. De druppels lichtten door de straatlamp als discoglitter op. Pure magie.’
1 [pushy nu]: ‘Dus jij ook meedansen?’
[2 schudt spijtig haar hoofd]
1 [ongelovig]: ‘Dan toch tenminste een fotootje gemaakt?’
2: ‘Die shitty avondklok, man!’
1 [kijkt haar vriendin aan]: ‘Gemiste kans.’
2: ‘I know.’
1: ‘Keer twee.’
2: ‘I know.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 5 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren 4: Eurootje?

De Coronajaren 4: Eurootje?

Moeder 1: ‘Wat zou jij hebben gedaan?’
Moeder 2: ‘Ik heb altijd cash op zak.’
1: ‘Ik niet meer sinds de eerste lockdown, toen ons werd bezworen alleen nog met pin te betalen.’
2: ‘En je schoonmaakster dan?’
1: ‘Voor haar haal ik speciaal.’
2: ‘Dan neem je toch wat extra op?’
1: ‘Ja, maar daar had ik even niks aan toen die vrouw om een eurootje vroeg, hè?’
2: ‘Was ze dakloos, denk je? Of een junk?’
1: ‘Zegt natuurlijk niks, maar ze zag er heel goed uit met haar batikmasker, teddyjas en zo’n met bloemen versierde mand voorop haar fiets. En toen ik zei dat ik helaas geen cash had, wenste ze me nog een hele fijne dinsdag.’
2 [schrikt]: ‘Klinkt als… Als wij!’
1 [knikt]: ‘Dat bedoel ik. Eng hè?’
2: ‘Maar vreemden om geld vragen?’
1: ‘Zou jij het kunnen?’
[2 rilt en schudt haar hoofd]
1 [nadenkend]: ‘Hoe erg moet het dan zijn?’
2: ‘En hoe zet je de eerste stap? Oefen je dat thuis?’
[beiden zijn even stil]
2: ‘Maar toen?’
1: ‘Niemand gaf haar iets. Eenmaal bij de supermarkt, vroeg ik me af wat ze zou doen. Naar binnen, of rondjes blijven fietsen om mensen aan te spreken?’
2: ‘En?’
1: ‘Naar binnen. Toen was de verwarring compleet.’
2: ‘Het lijkt wel een thriller.’
1: ‘Bij de kassa zag ik haar weer. Een pak melk, pindakaas, brood.’
2: ‘Ze had dus geld?’
1: ‘Misschien net genoeg hiervoor. Weet jij veel. Ik ben in de buurt gebleven, voor als ze tekort zou komen.’
2: ‘En?’
1: ‘Ze ging pinnen! Tja, waarom zou ze geen pinpas hebben? Alle vooroordelen werden even onderuitgehaald.’
2 [knikt]: ‘Maar wat doe jij nou de volgende keer?’
1 [geeft een klopje tegen haar jaszak; munten rinkelen]: ‘Ik ben nu voorbereid.’
2: ‘Dan kan je iedereen wel geld gaan geven.’
1 [schudt bedachtzaam haar hoofd]: ‘Iedereen kan dit overkomen.’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 4 in de reeks De Coronajaren.

De Coronajaren 3: De hele gewone dingen

De Coronajaren 3: De hele gewone dingen

Wandelmaatje 1: ‘Doen we een kowa of een lawa*?’
Wandelmaatje 2: ‘Lawa maar?’
1: ‘Waarom niet? We moeten ergens onze beweging vandaan halen.’
2: ‘Ja, dat gehang voor de buis is funest.’
1: ‘Nog iets interessants gezien? Een goeie serie die ik heb gemist? Kan bijna niet, maar goed.’
2 [zucht]: ‘Ik kan geen serie meer kijken.’
1 [begripvol]: ‘Heb jij ook alles al gezien?’
2: ‘Nee, dat niet.’
1: ‘Op een gegeven moment beginnen ze allemaal op elkaar te lijken, hè? Wéér een detective met een obscure psychische stoornis. Wéér een slachtoffer dat ze langzaam laten leegbloeden. Als straks alle series op zijn, kunnen ze met knippen en plakken zo een nieuwe in elkaar zetten. Allemaal één pot nat.’
2 [tikje ongeduldig]: ‘Nee, bedoel ik ook niet.’
1 [denkt het nu te begrijpen]: ‘Je leest een boek!? Wat goed. Zou ik ook moeten doen. Tegen het afstompen-’
2 [plots]: ‘Ik moet gewoon telkens huilen, ja?’
1 [meelevend]: ‘Ach, joh, wie niet? Ik grien om de stomste scènes. Dat krijg je van de hele dag opgesloten zitten. Activeert je traanbuizen. Vooral voor de buis [lacht].’
2: ‘…van verlangen.’
1: ‘I know. Ik zou toch vorig jaar eigenlijk naar India? Komt nu de Himalaya ergens voorbij, gaan bij mij de sluizen al open. The Darjeeling Limited opnieuw bekijken? Was een heel slecht idee.’
2: ‘Ik verlang juist terug naar hele gewone dingen. Die lijken nu veel onbereikbaarder dan zo’n verre berg.’
1 [niet-begrijpend]: ‘Ja-ja.’
2: ‘Bij Lupin** schoten mijn ogen vol toen de politiecommissaris in een brasserie koffie dronk met een stokje-boter en een krantje. Geen spektakelscène, alleen wat gepraat. Maar ik heb hem zeker tien keer teruggekeken. De laatste keren met m’n ogen dicht!’
1 [tikje bezorgd]: ‘Heftig.’
2 [dromerig]: ‘Alleen maar voor het geroezemoes van stemmen, het reutelende espressoapparaat, stoelen die worden aangeschoven, het geritsel van een krant, het gekletter van koppen en schotels. Zelfs de sullige muzak op de achtergrond klonk ineens hemels.’
1 [nu ook dromerig]: ‘Ja…’
2: ‘Ik hoef niet meer perse de Chinese Muur te beklimmen, of naar Machu Picchu. Ik wil gewoon mijn simpele dagelijkse routines terug: koffie-krantje-croissantje bij mij om de hoek.’
1 [overdreven opgewekt; een traan in de ogen]: ‘Is dat trouwens wat, Lupin? Is toch met die ene van, hoe heet die film, Intouchables?’

*Kowa, lawa: in Corona-speak respectievelijk korte wandeling en lange wandeling.
**De in Parijs spelende serie Lupin met Omar Sy is momenteel te zien op Netflix.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2021

Dit is deel 3 in de reeks De Coronajaren.