Pissen

Pissen

Helemaal vooraan tegen het podium sta ik. Op armlengte afstand zingt Patti Smith, mijn rockheldin sinds m’n tienerjaren. Op haar 73ste nog even onconventioneel als op haar allereerste single Piss factory.
Schijt heeft Patti Smith nog altijd aan iedereen. Zo verraadt niet alleen haar luie, zeg maar gerust brutale, stem. Maar ook de van goede vriendin Ann Demeulemeester gekregen edelpunkoutfit. Die – zo weet ik van Patti’s Instagram-account – op tournee gewoon in de wasbak van de hotelkamer in een sopje gaat.
De ‘Godin van de punk’ blijkt in haar eigenzinnige en hyperpersoonlijke Instagram-posts trouwens allesbehalve schijt te hebben aan de wereld. Integendeel, ze is betrokken en geëngageerd. En schopt onverminderd met haar designerkistjes tegen de schenen van corrupte mogendheden.
Maar nu lacht Patti verlegen, met dat scheve gebit en die rafelige grijze vlechten, als een klein meisje dat voor het eerst tussen de schuifdeuren optreedt.
Het publiek is betoverd. Of ze nu een gedicht voorleest, net nog op de hotelkamer in haar zwarte boekje opgekrabbeld, of haar fans er met opgeheven vinger aan herinnert dat People have the power.
Dan ineens moet Patti naar de wc. Heel nodig. En ze heeft er schijt aan. Ze gáát gewoon, zaal en band in geamuseerde verwondering achterlatend.
Terug op het podium zet ze Pissing in a river in.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020