Mokums

Mokums

Als er een bootje langszij komt varen, weet je meestal hoe laat het is. Negen van de tien keer is dan de vraag of we een kurkentrekker te leen hebben.
Varende picknickers zijn schering en inslag op de grachten. Vooral toeristen en expats maken er werk van met luxe hapjes en wijn in echte glazen.
Veel van de lokalen in reddingssloepen met geluidsinstallaties die wedijveren met Ziggodome komen niet verder dan opengescheurde zakken chips en een krat bier. Die houden hooguit precies voor ons vlot een ver-piscontest, broek op de knieën, pijpje bier in de ene en het wedstrijdelement in de andere hand.
Over drijvende vrijgezellenparty’s maar gezwegen.
Dit bootje wil geen flessenopener. Ook al varen ze langzaam, de opvarenden hebben haast. ‘Snel!’ roepen ze me in het Engels toe. ‘Wat is het Amsterdamse woord voor deze stad?’
‘Mokum’, roep ik gehaast terug alsof ik onder schot word gehouden.
Ze tikken het woord in op hun smartphone. ‘Yes!’ Duimen omhoog.
Na een paar voorvallen weet ik: ze spelen ‘30 seconds’, kennelijk een speciale Amsterdam-editie. Ik heb ook al het Amsterdamse woord voor jenever moeten oplepelen (jajem; het spellen was nog even een gedoe) en voor eend (drijfseis; idem).
Misschien moet ik naast de kurkentrekker een Mokums woordenboek op het vlot klaarleggen.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020