Leven in lockdown XV: Mondkapje ja/nee

Vriendin A., fervent China-ganger, draagt een zelfgemaakte bij het boodschappen doen.
Vriendin B. is tegen.
Vriendin A. wijst naar Taiwan, waar slechts zes sterfgevallen en 395 besmettingen zijn*.
Vriendin B. heeft het over schijnveiligheid, over dat je elk uur een schone zou moeten omdoen, iedereen met verschijnselen moet binnenblijven en je landen niet onderling kunt vergelijken.
Ooit viel mij, voor het eerst in Hongkong, de hoeveelheid mondkapjes in de metro op. Hebben Hongkongers soms smetvrees, vroeg ik me af. Niet onlogisch, iedereen leeft er zo dicht op elkaar, je hebt snel iets opgelopen van een ander.
Ik vroeg het een Hongkongse. Mondkapjesdragers zijn niet bang iets te krijgen, maar te géven, corrigeerde ze mijn denken. We dragen ze als we verkouden zijn en toch naar buiten moeten. Zo belasten we anderen niet met onze ziektekiemen.
Discussies hier beperken zich tot het effect voor de drager. De westerse focus ligt immers bij het eigen ‘ik’. Wij doen iets voor een ander, mits we er ook zelf beter van worden. ‘Win-win’ is onze mantra. En daarom: geen mondkapjes.
Het paradoxale is alleen dat Aziaten het mondkapje weliswaar dragen om de ander te ontzien, maar daar zelf ook van profiteren, juist omdat die ander hetzelfde doet voor hen.
Over win-win gesproken. Of noem het yin-yang.

In de succesvolle aanpak van Taiwan is het niet of-of, maar en-en: én testen én opsporen én isoleren én mondkapjes.
Medische mondkapjes zijn uiteraard voor de ziekenhuizen en zorginstellingen. Op Social Media circuleren posts die tonen hoe je – zelfs zonder te naaien – eenvoudig zelf een mondkapje kunt maken. Bijvoorbeeld van een Hollandse boerenzakdoek en twee haarelastiekjes.


Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020
(De foto maakte ik overigens in de metro van Tokio)

* cijfers van 15 april 2020