Leven in lockdown VI: Vacuüm

Ik loop door de bewegingloze binnenstad. Vanavond geen vliegtuigen die over de trapgevels scheren, geen jachtige auto’s, zelfs de avondlucht houdt z’n adem in.
Slechts één beweging ontwaar ik aan de overkant. Een rij bezorgfietsen, een stuk of vijf, op gepaste afstand van elkaar onhoorbaar zoevend over de gracht als in een pop-up balletvoorstelling. De kubusvormige rugtassen bewegen mee op het ritme van de ongelijke straatkeien.
Een oranje colonne, weerspiegeld in het stilstaande grachtenwater.
Voor een historisch pakhuis kom ik oog in oog met wat nu al een ver verleden lijkt. De tijd dat de stad op een lenteavond als deze uitbundig het leven vierde. Met overal keuvelende mensen. Zittend op de kade of op de stoep voor hun huis – tussen hen in een fles wijn, een bak nootjes. Arm in arm wandelend, op zoek naar dat ene wijnbarretje met precies de juiste sfeer (én nog plek). Samen luid lachend op de Swap-fiets, onderweg naar Paradiso, een filmhuis of balletvoorstelling.
Voor dat pakhuis, anno 1753, zie ik een jongen en een meisje. Hun lippen aaneengeklonken, hun armen als reddingsboeien om elkaar heen geslagen.
Een gedeeld vacuüm.
Inmiddels geconditioneerd door de anderhalvemeterregel, vertoon ik eenzelfde neiging als wanneer ik dezer dagen naar een serie of film kijk.
Ik wil roepen: ‘Pas op!’
Maar ik doe het niet.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020