Buurvrouw

Voetje voor voetje schuifelt ze langs de muur. Haar glimmend zwarte stok zoekt voorzichtig naar houvast op de scheef aflopende stoeptegels.
‘Ik ben een aangereden slak’, klinkt het iets te luchtig.
Maar dat was ze niet altijd. De grijze uitgroei in het blond geverfde haar en de gouden veeg oogschaduw ergens op haar wenkbrauw verdringen de herinneringen aan betere tijden.
Haar normen rekt ze steeds verder op, merkt ze. Een slobberende joggingbroek, ooit een no-go, nu haar dagelijkse dracht. De kapper nog slechts een nagedachte.
Net als tanden poetsen.
Ze vraagt of ik wat tassen uit haar bovenwoning naar de auto wil dragen. Tillen gaat immers niet met één hand op de stok en de andere op de muur, een lantaarnpaal, een slordig geparkeerde fiets.
Maar auto rijden, dat gaat prima. En nee, daarover mag ik niks zeggen.
Ik moet wel buiten blijven wachten, om redenen die zich achter de glazen tussendeur van de woning hoog opstapelen op het eens smetteloos witte tapijt.
Hoewel stapelen een systeem suggereert.
‘Gastvrijheid is my middle name’, lacht ze haar ongemak weg.
Als ze met haar rode autootje eindelijk de straat op draait en wegrijdt, steek ik aarzelend een hand op. Dan nog één. Een schietgebedje.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020