Spotters

‘Spotters’ was één van mijn moeders favoriete woorden. Ze had er meer, maar spotters gebruikte ze toch het vaakst.
Spotters, dat waren wij, haar kinderen, als we aan het spotten waren. Ook de mensen op TV en radio waren vaak spotters.
Gereformeerden mogen niet alleen Gods naam nooit ‘ijdel gebruiken’, ook veel andere voor niet-gereformeerden onschuldig klinkende woorden zijn verboden terrein.
Je zou mijn moeder bijvoorbeeld nooit ‘besodemieterd’ of ‘belazerd’ horen zeggen, maar in plaats daarvan ‘belatafeld’.
Zelfs spreken over donder en bliksem, als je het had over de verschijnselen van onweer, was spotten.
De beperking dwong haar als christen tot creativiteit in verwensingen. En ik vermoed dat sommige haar eigen bedenksels waren. Een uitlaatklep voor haar levendige, maar door het strenggereformeerde geloof geknevelde fantasie.
Zo hoorde ik nooit een ander familielid poëtische scheldwoorden gebruiken als ‘schobbejak’ en ‘schandvlek der natiën’.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020