‘Hi’

‘Hi, hoe is het met je?’
Ik trek alle laatjes in m’n hersenen open, maar nergens informatie over degene die mij zo enthousiast tegemoet komt lopen.
Daar geeft ze me al een ferme hand, begeleid door een brede glimlach.
‘Goed’, antwoord ik onzeker. ‘En met jou?’
‘Iets beter gelukkig.’
Ik graaf en graaf: niks. En ik moet nu toch echt reageren op deze informatie. Verder dan een echoënd ‘gelukkig’ kom ik niet. Wie is dit in Godsnaam?
‘We zijn er nog steeds niet helemaal, maar ja, het was ook niet niks wat er allemaal gebeurd is.’
“We”, zegt ze. Er is sprake van een “we”. En het andere deel van die “we” moet ik óók kennen. Bovendien is het niet niks wat er is gebeurd. Hoe kan het dat ik dat kwijt ben?
‘Wanneer zagen wij elkaar nu voor het laatst?’ vis ik, in de hoop op een aanwijzing. Want ook de gelegenheid, een boeklancering in Scheltema, biedt geen aanknopingspunt.
‘Vlak voordat het gebeurde.’
‘Help!’, denk ik. Maar ik zeg: ‘Ach ja…’ Ik kijk er zo meelevend mogelijk bij.
Zij, plotse straffe blik: ‘Je hebt geen idee, hè?’
Mijn paniek moet zo zichtbaar zijn, en anders mijn karmozijn gekleurde wangen wel, dat ontsnappen niet meer mogelijk is.
‘Sorry.’
Dan verschiet ze zelf: ‘Jij bent toch Irene?’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020