Hear Say XX: Dag buurvrouw…

Ik: ‘Dag buurvrouw. Lang niet gezien!’
Buurvrouw [sluit de deur van de Uber waar ze net uit is gestapt]: ‘Ik ben er niet.’
Ik [geamuseerd]: ‘Oké… Hoe gaat het?’
Buurvrouw: ‘Ik kan niet praten.’
Ik [bezorgd]: ‘Wat is er dan? Heb je pijn?’
Buurvrouw: ‘Nee, ik wil niet praten. Ik woon hier niet meer.’
Ik: ‘Hè? Sinds wanneer?’
Buurvrouw: ‘Ik woon nu in een andere buurt.’
Ik: ‘Niet in dat nieuwe appartement dat je was aangeboden?’
Buurvrouw [schuifelt met haar stok moeizaam van me vandaan]: ‘Nee, zeg. Belachelijk.’
Ik: ‘Dat was toch een mooie plek? En in je eigen buurtje.’
Buurvrouw: ‘Voor een jaar, ja. Ik ben toch niet gek? Dan moet ik twee keer in een jaar verhuizen.’
Ik: ‘Ja, da’s zwaar.’
Buurvrouw [draait zich om]: ‘Maar ik zeg niks meer. Ik ben je buurvrouw niet meer. Weg is weg.’
Ik: ‘Kom nou toch…’
Buurvrouw: ‘Nee, ik ben helemaal van de kaart. Ik ga dood.’
Ik [geschrokken]: ‘Wat zeg je nu?’
Buurvrouw schuifelt verder.
Ik: ‘Loop nou niet weg. Wat heb je dan?’
Buurvrouw [roepend terwijl ze blijft doorlopen]: ‘Ik ben tachtig!’
Ik: ‘Ja, maar-’
Buurvrouw: ‘En het straatfeest, daar zie je me ook niet meer.’
Buurvrouw verdwijnt om de hoek.
Ik [fluisterend en verbouwereerd een hand opstekend]: ‘Dag buurvrouw…’

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020

Dit is waarschijnlijk de laatste column over mijn 80-jarige buurvrouw. De andere vind je hierhierhier en hier.

Tegelijk is dit deel 20 in de reeks Hear Say: zomaar ergens op straat, in de supermarkt, op het terras, in het park, het OV en/of de sportschool opgevangen conversaties. Vanzelfsprekend altijd met inachtname van de anderhalvemeterregel.