Leven in lockdown XXXII: Weer naar de kapper

Als kind haatte ik de kapper. Ik droomde van lange weelderige lokken zoals mijn vriendinnetje had. Maar mijn dunne blonde sprieten wilden maar niet groeien. Bovendien vond mijn moeder dat een gang naar de kapper zijn volle geld moest opbrengen en dus kreeg ik een ‘rattenkopje’ aangemeten. Zulk kort haar dat zelfs een schuifspeldje er niet in bleef vastzitten. Laat staan een elastiekje. Ook al bleef ik halsstarrig pogen staartjes te maken.
Zoals het virus op veel gebieden voor nieuwe inzichten zorgt, geldt dat ook hiervoor. Dat ik als een kind zo blij zou kunnen zijn met iets wat mij als kind alleen maar vernederde.
Kennelijk ben ik niet de enige. Nooit zag ik op Facebook jubelberichten over iemands kapper. Maar nu we al twee maanden zonder moeten doen, staat het er vol mee. Vaak begeleid door beelden van verwilderde haardossen zo massief, dat ze het fotokader uitglippen. Of van grijze haaruitgroei met Bijbelse afmetingen.
Grijze uitgroei – tot de lockdown het allerlaatste taboe! Eerlijk zijn over zoiets kwetsbaars als je – mede dankzij Facebook – zorgvuldig opgebouwde imago was ooit ondenkbaar in dit Social Media-tijdperk.
Vanwege de tot kerst ramvol geboekte kappersagenda belandde ik al om acht uur ’s morgens glunderend in de kappersstoel*. Maar niet zonder de bezwering: ‘Niet te kort, het moet nog in een staartje kunnen.”

* Alle door het RIVM vereiste hygiënemaatregelen werden in acht genomen bij dit kappersbezoek.


Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020