Leven in lockdown XXIX: De stille revolutie

Afgezien van het anderhalvemeterslalommen om stugge niet-uitwijkers heen, het buiten wachten in lange rijen voor de groenteboer terwijl er maar één klant binnen is, de vergrendelde horeca waarvan de ramen in verf, plakletters of schoolkrijt ‘Nu Takeaway!’ schreeuwen, de drommen maaltijdbezorgfietsen die ’s avonds de straten overnemen, de afwezigheid van vliegverkeer, en nu al bijna acht weken achtereen bij zondersondergang de intrigerende roze gordel van Venus aan de horizon, is de nacht misschien wel het meest opvallend aan deze tijd.
Stille nacht, elke nacht.
Hier aan de rand van het uitgaanscentrum liep vaak genoeg de woensdagnacht al warm voor het weekend. Lekker een avondje stappen, heette het. In werkelijkheid leek het bij vlagen eerder of de revolutie was uitgebroken. Niks gezelligheid kent geen tijd. Het was vooral hufterigheid die geen tijd kende. Stappers die onder invloed ruziënd, schreeuwend, dierlijk jankend en soms vechtend over straat gingen. Bedwelmde stelletjes die op het bankje aan de overkant van het water als wolven de verwijten tegen elkaar in huilden. Grapjassen die op zwoele zomernachten grachtenfietsen jatten en ermee hard joelend langs ons slaapkamerraam scheerden. Hoe vaak werd ik niet middenin de nacht wakker hiervan?
Nu schrik ik wakker van de stilte. En klinkt het vogelgekwetter bij het ochtendgloren oorverdovend luid.
De revolutie is uitgebroken. Maar hij is muisstil.

Tekst & beeld: © Marjan Ippel, 2020